e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swolgen

Overzicht

Gevonden: 2342
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heilig heilig: heilig (Swolgen) heilig [SGV (1914)] III-3-3
heizode heivlag: hęi̯vlax (Swolgen) Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.] I-8
hek hekken: hękǝ (Swolgen) Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.] I-8
hek aan de ingang van een wei klapveken: klapvē̜kǝ (Swolgen), varen: vǭrǝ (Swolgen) In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.] I-8
hek, hekwerk hekken: hèkke (Swolgen) hek [SGV (1914)] III-2-1
hekel hekel: hękǝl (Swolgen), hekelkam: hękǝlkām (Swolgen) Plank met rechtop staande pinnen waar het vlas doorheen wordt getrokken. [L 1, a-m; L 26, 30; monogr.] I-5
hekken hekken: hękǝ (Swolgen), hekwerk: hękwęrǝk (Swolgen) Algemene benaming voor alle aan de roede bevestigde langse en dwarse latten bijeen: het geheel van zomen en hekscheien. Zie ook afb. 37. [N O, 2a; N O, 6b; A 42A, 66; Sche 33; monogr.] II-3
hekscheien scheien: sxęjǝ (Swolgen) De dwarse latten van het hekken, die aan de roede bevestigd zijn en waarop de zoomlatten vastgemaakt worden. Zie ook afb. 38. [N O, 2g; A 42A, 65; Sche 32] II-3
helemaal, geheel en al gaar: (bijw.).  gaar (Swolgen), gans: ps. JK nakijken (begrip: met gans erbij?).  gāns (Swolgen), heel en gans: hieël en gans (Swolgen), helegaar: hieëlegar (Swolgen), ram: t Is ram fout, wat ge gemákt het: het is helemaal fout, wat je gemaakt hebt.  ram (Swolgen), rats: Rats scheif: helemaal scheef.  rats (Swolgen), schon: t Ete is schon óp gegÅØn: het eten is helemaal opgegaan.  schon (Swolgen) helemaal, geheel en al III-4-4
helling, talud afhang: áfhang (Swolgen) helling, talud III-4-4