e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

Gevonden: 5743
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doelman keeper (eng.): kieper (Tegelen), Sub sjtampe: De kieper sjtampde dm bál wies euver de middellien.  kieper (Tegelen), Sub sjöppe: De linksveur sjöpde dm bál langs de kieper in de gool.  kieper (Tegelen) [Doelman, doelverdediger]. || Doelverdediger. [DC 49 (1974)] III-3-2
doelpunt goal (eng.): gool (Tegelen) Doelpunt. [DC 49 (1974)] III-3-2
doffer, mannelijke duif doffer: dōoffer (Tegelen), dòffer (Tegelen) duif, mannetje [ZND 18 (1935)] III-4-1
dogkar dogkar: doq˱kār (Tegelen) Tweewielig licht rijtuig, meestal zonder kap, voor vier personen die rug aan rug zitten. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 17, 5, add; N 101, 5; N G, 51; L 27, 33; L 36, 70; L1a-m; monogr.] I-13
dom dom: doom (Tegelen), domkerk: doomkerk (Tegelen) Een dom, domkerk. [N 96A (1989)] III-3-3
domme man botkop: cf. WNT s.v. "bottekop - botkop"; "wordt echter in negatieve zin graag gebruikt om iemand met een scherp en helder verstand aan te duiden  bot’kop (Tegelen), duppen: döppe (Tegelen), klotskop: klo’tskop (Tegelen) dom mens, stommerik || domoor, onnozele hals || stommeling, domkop III-1-4
donderbeestje hommelbeestje: hommelbiesjes (Tegelen) donderbeestje: Kent u in uw dialect een woord om de zeer kleine zwarte beestjes aan te duiden die mij naderend onweer ploseling op de mens komen zitten? [N100 (1997)] III-4-2
donderen donderen: ’t dòndert (Tegelen), hommelen: hómmele (Tegelen), hómmelen (Tegelen), hômmele (Tegelen, ... ), hôm⁄mele (Tegelen), ’t hòmelt (Tegelen) donderen [hommelen] [N 22 (1963)] || donderen, onweren III-4-4
donderslag hommelslag: hôm⁄melsjláag (Tegelen), slag: einə sjláág (Tegelen) donderslag || hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)] III-4-4
donderwolk dikke lucht: dieke log (Tegelen), donderkoppen: donderköp (Tegelen), dônder-köp (Tegelen), hommelkoppen: hómmelköp (Tegelen, ... ), hômmelköp (Tegelen), onweerswolken: onwaers-wolke (Tegelen) lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)] || zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4