e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

Gevonden: 5743
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dooien dooien: neen, men zegt het bovenvermelde.  ’t duujt in de zón (Tegelen), t slaakt]: duëje (Tegelen, ... ), dūūje (Tegelen), ’t duuit (Tegelen), ’t duujt (Tegelen), ’t waer gaet aaf (Tegelen), ’t waer geit aaf (Tegelen), ’t wéér geit aaf (Tegelen) dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] || lokken, in de betekenis van alleen dooien waar de zon schijnt maar niet op andere plaatsen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
dooier dooier: dȳǝi̯ǝr (Tegelen) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doop doop: doup (Tegelen) Een doop. [N 96D (1989)] III-3-3
doopbewijs doopbewijs: doupbewiës (Tegelen) Het doopbriefje, het bewijs dat men gedoopt is [doofsjien]. [N 96D (1989)] III-3-3
doopdekentje doopkleed: doup-kleid (Tegelen) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] III-2-2
doopfeest kindjeskoffie: kiend’jeskoffie (Tegelen) koffietafel voor familie en buren op de dag dat een kindje gedoopt werd III-2-2
doopgetuige ten doop houden: ten doup haaje (Tegelen) Als doopgetuige aanwezig zijn [an doof joaë]. [N 96D (1989)] III-3-3
doopjurkje doopkleedje: doup-klêdje (Tegelen), doupkletje (Tegelen), doͅupklɛtsjə (Tegelen) doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopkleed [RND] || het doopkleed, de doopjurk [N 96D (1989)] III-2-2, III-3-3
doopkaars doopkaars: doupkers (Tegelen) De doopkaars. [N 96D (1989)] III-3-3
doopkapel doopkapel: doupkapel (Tegelen, ... ), duipkepel (Tegelen) De kapel achter in de kerk, waarin de doopvont zich bevindt en waar de doop voltrokken wordt [doopkapel?]. [N 96A (1989)] III-3-3