e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doopmutsje doopmutsje: doupmutske (Tegelen) doopmutsje [N 25 (1964)] III-2-2
doopsel doopsel: duipsel (Tegelen) Het doopsel [der doof]. [N 96D (1989)] III-3-3
doopsprei doopsprei: doupsjprei (Tegelen) de doopsprei [N 96D (1989)] III-2-2
doopvont doopvont: doupfoont (Tegelen), doupvont (Tegelen), duipfont (Tegelen), döypfunt (Tegelen) doopvont [RND] || Het bekken waarin het doopwater bewaard wordt en waarboven het kind ten doop wordt gehouden [doopvont, doopsteen, doofsjtee?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doopwater doopwater: doupwater (Tegelen, ... ), wijwater: wiewater (Tegelen) Het gewijde water in de doopvont, waarmee gedoopt wordt [vont-, vunt-, vintwater, doopwater, wijwater?]. [N 96A (1989)] III-3-3
door water het lopen met schoeisel aan dabberen: dabbere (Tegelen), op de klompen klotsen: vrüger klotsde me op de klòmpe (Tegelen), platsen: platse (Tegelen), plonzen: ploense (Tegelen) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: met schoenen of klompen door het water lopen [daawele, dabbere, bettere] [N 10 (1961)] III-1-2
doordeweekse (werk)schort blauwe scholk: blauwe sjolk (Tegelen), verleden tijd  blawwe sjolk (Tegelen, ... ), cotonnade (fr.) scholk: Vero. (Fr. cotonnade)  kattenate sjolk (Tegelen), werkscholk: werksjolk (Tegelen), wêrksjolk (Tegelen) - soort katoen, speciaal voor schorten || schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] || voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] III-1-3
doordeweekse kleren `s werkdaagse kleren: schwerdigse kleiër (Tegelen), sjwerdese kleier (Tegelen), Sjwerdese kleier (Tegelen), sjwerdese kleier (Tegelen, ... ), sjwerdese kleijer (Tegelen), Sub sjwerdes, op werkdagen, daags.  sjwerdese kleier (Tegelen) #NAME? || De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)] || door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
doordeweekse mis doordeweekse mis: door de weekse mis (Tegelen), gewoeene door de weekse mis (Tegelen) De klok luiden vóór de aanvang van de doordeweekse mis(sen). [N 96A (1989)] || Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)] III-3-3
doorgestikte naad siernaad: (mv)  sīrnø̜̄t (Tegelen) Doorgestikte naden als decoratie. Naden worden doorgestikt aan de goede kant van de stof. Doorstikken is een uitstekende techniek voor het accentueren van een bepaald detail, het plathouden van de naadtoeslagen en het decoreren van effen stof (Het Beste Naaiboek, pag. 152). [N 59, 58] II-7