e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doormidden gesneden beschuitbol beschuitschijf: %%meervoud%%  bǝšȳtšīvǝ (Tegelen), ongedroogde beschuit: ongǝdryǝgdǝ bǝšȳt (Tegelen) De benamingen kunnen ook slaan op de bovenste of onderste schijf van de beschuitbol. [N 29, 62c] II-1
doormidden snijden van beschuitbollen bollen snijden: bø̜l šni-jǝ (Tegelen), doorsnijden: dōršni-jǝ (Tegelen) [N 29, 62a; N 29, 62b] II-1
doorn, stekel doorn: daöre (Tegelen), doorn (mv.): døͅr (Tegelen) doorn || doornen [RND] III-4-3
doornhaag doornenheg: daörehek (Tegelen), heg: hêk (Tegelen) doornhaag III-2-1
doorputten doorpakken: dōrpakǝ (Tegelen), putten: pøtǝ (Tegelen) Naaien met de putsteek. Zo goed als onzichtbaar doornaaien. De putsteek wordt gebruikt om kanten meerdere vastheid te geven en twee of meer stoflagen op elkaar te verbinden. Het is een zeer klein gestoken achtersteekje (Gerritse, pag. 41). [N 59, 61; N 59, 58; N 59, 55] II-7
doorschieter doorwassen: dōrwasǝ (Tegelen) Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.] I-5
doorschijnen het vuur is erdoor: het vuur is erdoor (Tegelen) Gezegd van de vlam die door de luchtgaten van de pottenbakkersoven schijnt. [N 49, 85c] II-8
doorslaan doorslaan: dōršlǭn (Tegelen), lussen: løsǝ (Tegelen) Het aangeven van de lijnen met een dubbele draad of door middel van een doorslagsteek. [N 59, 51a; N 62, 6] II-7
doorslag, drevel drijfnagel: drīfnāgǝl (Tegelen) Stalen stift met aan de onderzijde een enigszins kegelvormig uiteinde, waarmee men de koppen van spijkers in het hout drijft. [N 54, 139b; monogr.] II-9
dopeling dopeling: duipeling (Tegelen) de dopeling, het doopkind [N 96D (1989)] III-2-2