e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
driespeen driedeems: drei̯dēms (Tegelen), ongelijke uier: ǫŋǝlīk ȳi̯ǝr (Tegelen) Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Sommige woordtypen kunnen duiden op een koe die een uier met drie spenen heeft. [N 3A, 117] I-11
drievuldigheidszondag drievuldigheidszondag: dreeivuldigheidszondaag (Tegelen) De eerste zondag na Pinksteren, het feest van de H. Drieëenheid of Drievuldig-heid, Drievuldigheidszondag. [N 96C (1989)] III-3-3
driftig lopen rondfiksen: rongkfikse (?) (Tegelen), -"haet in zien herkumst nem bijsjmaak.  ròngkfikse (Tegelen) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: driftig lopen [op ne staog loope] [N 10 (1961)] III-1-2
drijftol moets: [Met afbeelding].  moets (Tegelen) 2. Kegelvormige tol. III-3-2
drijfzand zompig zand: zompig (Tegelen) drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
drijver drijver: drīvǝr (Tegelen  [(van hout of ijzer)]  ) Een metalen of met metaal verstevigde houten pin waar de kuiper met de kuipershamer op slaat om de banden van een vat aan te drijven. De houten drijver is aan de bovenkant versterkt met een metalen ring, terwijl de onderkant in een metalen punt uitloopt. In de punt van de drijver is vaak een gleuf aangebracht waardoor de kuiper tijdens het vastslaan van de banden een beter houvast heeft. Zie ook afb. 215. De drijfpin werd in Eisden (Q 7) en Mechelen-aan-de-Maas (Q 9) met behulp van een nijptang vastgehouden. [N E, 26b; N E, 45d; monogr.] II-12
drijver, zetbeitel drijfbeitel: drīf˱bęjtǝl (Tegelen), zetbeitel: zęt˱bęjtǝl (Tegelen), zetijzer: zęt˱īzǝr (Tegelen) De drijver of zetbeitel is eerder een werktuig van de smid. Het is een stompe stalen beitel waarmee de metalen banden worden aangedreven die ter versteviging rond de naaf worden aangebracht nadat de spaakgaten zijn geboord. Meestal worden vier naafbanden aangebracht: twee aan weerszijden van de spaken en verder nog twee aan de uiteinden van de naaf. Zie ook de lemmata ɛmiddennaafbandenɛ, ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ in wld II.11, pag. 136-139 en de daarbij horende afbeelding 214.' [N G, 30] II-12
drinkbak drinkbak: dreŋk˱bak (Tegelen), drinkpot: dreŋkpǫt (Tegelen  [(drinkbak met drie of meer gaten en bovendeksel)]  ) Aarden pot met openingen, waar duiven of andere vogels uit drinken. [N 49, 120c] II-8
drinkbak voor de kippen drinkbak: dreŋkbak (Tegelen), drinkensbak: dreŋkǝs˱bak (Tegelen), zuipbak: zuǝp˱bak (Tegelen) De drinkbak voor de kippen in het kippenhok. [A 48, 16c] I-6
drinkbeker beker: (meervoud)  bééker (Tegelen), bierpot: (stenen pot met gekleurde motieven)  beer-pot (Tegelen), uiles: (om bier uit te drinken)  ōēles (Tegelen), (van bruin geglazuurde Tegelse keramiek)  oeles (Tegelen) drinkbeker, aarden of stenen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1