e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
druppel druppel: dröppel (Tegelen), eine dröppel (Tegelen), ennen dröppel (Tegelen), ennen dröppel water (Tegelen, ... ), unnen dröppel water (Tegelen), (telwoord is: einen dröppel).  ⁄nen dröppel (Tegelen) druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] III-4-4
dubbel gezwad dobbel gezwad: dǫbǝl [gezwad] (Tegelen), dubbel gezwad: dø̜bǝl [gezwad] (Tegelen) De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94] I-3
dubbel kruishout dubbel kruishout: dø̜bǝl krȳtshǫlt (Tegelen) Een kruishout met twee, onderling verstelbare kruishoutbenen die elk voorzien zijn van een kraspennetje. Het dubbel kruishout wordt gebruikt om snel evenwijdige lijnen op het hout te kunnen trekken. Zie ook afb. 102. [N 53, 191f; N G, 17b] II-12
dubbele lijn bindteugel: beŋtø̄gǝl (Tegelen) Lijn die aan weerszijden aan het bit bevestigd is en tot aan de hand van de voerman dubbel is. Opgaven die niet specifiek naar een dubbele lijn verwezen (m.n. de woordtypes paardslijn, rijlijn, lijn, lijnt, lei, leis, leist, leidsel en guide), werden opgenomen onder het overkoepelende lemma Teugel. [N 13, 30 en 34] I-10
dubbele pik bik: bek (Tegelen), puntbik: pønt˱bek (Tegelen) Houwwerktuig met korte steel en twee in een punt uitlopende armen. Zie ook afb. 14b. [N 30, 19b; monogr.] II-9
dubbele toegangspoort van een gesloten erf poort: [poort] (Tegelen) De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.] I-6
dubbeltje dubbeltje: ⁄n döbbeltje (Tegelen, ... ) dubbeltje, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
duif (alg.) duif: en doef (Tegelen), vgl. pag. 125: veldkratser postduiven, die de groenten in de tuin of akker wegpikken (ook wel: veldkretser).  doéf (Tegelen) duif [GTRP (1980-1995)] || Duif. III-3-2
duif, algemeen duif: doéf (Tegelen), mv.  doeve (Tegelen, ... ) duif III-4-1
duif, overige soorten veldkretser: veld’kratser (mv.) (Tegelen) veldduif III-4-1