e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fermetguts bolle guts: bǭlǝ gø̜ts (Tegelen) Gutsbeitel waarvan de snede zich aan de bolle zijde van het blad bevindt. Zie ook afb. 69. [N 53, 39a-c] II-12
fiets fiets: fiets (Tegelen), ’ne fiets (Tegelen) fiets: Mn - is stuk, ik moet lopen [DC 35 (1963)] || Wat is de dialectbenaming voor een rijwiel in het algemeen [N 99 (1991)] III-3-1
figuurzaag figuurzaag: figȳrzāx (Tegelen) Handzaag, waarvan het zeer smalle zaagblad in een metalen beugel gespannen is. De figuurzaag wordt gebruikt om fijne vormen in licht plaatmateriaal, zoals triplex, uit te zagen. Zie ook afb. 17. [N 53, 11; monogr.] II-12
fijn afgewerkte klomp kapklomp: kapklomp (Tegelen) Geschilderde en van versierende uitsnijdingen voorziene klomp. [N 97, 149; monogr.] II-12
fijn droog stof melm: mɛlm (Tegelen) Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c] I-8
fijn vijlen vijlen: vīlǝ (Tegelen) Een stuk hout bewerken met een fijne houtvijl. [N 53, 158b] II-12
fijne blokschaaf blokschaaf: [blokschaaf] (Tegelen) Blokschaaf met dubbele beitel die wordt gebruikt om het hout zeer glad af te schaven. [N 53, 57; monogr.] II-12
fijne hagel fijne hagel: fiene hagel (Tegelen), fienen hagel (Tegelen), hagel: hagel (Tegelen), hagelschrot: hagelsjrot (Tegelen) fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] III-4-4
fijngebouwd fijn: fīǝn (Tegelen) Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c] I-9
filet, haas filet: filee (Tegelen) lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)] III-2-3