e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geerhamer geerhamer: gīrhāmǝr (Tegelen) De hamer waarmee de metalen banden aan één kant uitgesmeed worden. Zie ook het lemma ɛde banden uitsmedenɛ.' [N E, 43b] II-12
geermachine geermachine: gīrmǝšin (Tegelen) De machine waarmee aan de banden de definitieve vorm wordt gegeven. Zie ook het lemma ɛde banden uitsmedenɛ.' [N E, 44] II-12
geeuwen gapen: gaape (Tegelen), gape (Tegelen, ... ), gāāpe (Tegelen), geeuwen: giewe (Tegelen) gapen [N 10 (1961)] III-1-2
gegraven waterloop graaf: grāf (Tegelen), grats: grats (Tegelen), wijert: wīrt (Tegelen) In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenqu√™tes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.] I-8
gehakt gehakt: Syst. Veldeke  gehakt (Tegelen, ... ), worstenvlees: Syst. Veldeke  worstevleis (Tegelen) Bal gehakt (frikkedel?) [N 16 (1962)] || Fijngehakt vlees (bilber?) [N 16 (1962)] III-2-3
geheel afgeschoren wolvacht roof: rou̯f (Tegelen), schapenvacht: šǭpǝvax (Tegelen) De gehele vacht wol van het schaap, wanneer dit geschoren wordt. [N 38, 19; L 41, 37; monogr.] I-12
geheimen van de rozenkrans geheimen: geheime (Tegelen) De geheimen van de Rozenkrans bestaande uit de blijde geheimen, de droevige geheimen en de glorierijke of glorievolle geheimen. [N 96B (1989)] III-3-3
gehemelte gehemelte: gehemelte (Tegelen, ... ), raak: raak (Tegelen), rake (Tegelen), verhemelte: verhemelte (Tegelen, ... ) gehemelte [raak, geemel] [N 10a (1961)] III-1-1
gehurkt zitten hukjes zitten: huukskes zitte (Tegelen), op de hurken zitten: op de hurke zitte (Tegelen), op het hukje zitten: óp t huukske zitte (Tegelen), op zijn hukje zitten: op zien hukske zitte (Tegelen), op zien hükske (Tegelen) hurken, op zijn ~ zitten [op de huuke, op znen huik, op zn huiketjes zitte] [N 10 (1961)] III-1-2
geil, wellustig loops: Grof.  luips (Tegelen) geil, wellustig [N 10C (zj)] III-2-2