e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijzeren gaffel, oogstgaffel gaffel: gafǝl (Tegelen), hooigaffel: [hooi]gafǝl (Tegelen), strogaffel: stryǝgafǝl (Tegelen) Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.] I-3
ijzeren pin waarmee men het slachtvee verdooft ijzeren pin: izǝrǝ pen (Tegelen), pin: pe.n (Tegelen) De woordtypen in dit lemma kunnen op verschillende zaken duiden. Men kan ermee bedoelen de ijzeren pin die uit het schietmasker gedreven wordt of de pin die op een hamer waarmee men het dier op de kop slaat, is bevestigd, of de pin van het penapparaat. Dit laatste werktuig is een voorloper van het penschietmasker. Zie ook de toelichting bij het lemma ''schietmasker''. [N 28, 5b; N 28, 5d; monogr.] II-1
ijzertje onder een schoen beslag: bešlag (Tegelen), ijzertje: iezerkes (Tegelen), schoenbeslag: sjoonbesjlàag (Tegelen), sjoonbešlag (Tegelen) ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)] III-1-3
in de kleimolen bewerken klei malen: klęj mālǝ (Tegelen) De klei met behulp van de kleimolen snijden en mengen. Deze werkzaamheden bevorderen de plasticiteit en doorkneedbaarheid van de klei. [N 49, 17b] II-8
in de kleimolen brengen insteken: enštē̜kǝ (Tegelen) Klei in de kleimolen brengen. [N 49, 17a] II-8
in de moestuin werken in de hof werken: in d’n hōͅf werke (Tegelen), tuinieren: tuineere (Tegelen) [N P (1966)] I-7
in de schil gekookte aardappelen pelpatatten: Syst. WBD  pelpetatte (Tegelen), pèlpetatte (Tegelen), veldhondjes: Syst. Veldeke Omdat ze in het veld bij het werk -uitdoen- geroosterd werden in het loof?  veldhunkes (Tegelen) In de schil gekookte aardappelen (zwelmennekes?) [N 16 (1962)] III-2-3
indragen indragen: endrāgǝ (Tegelen) De gedroogde pannen naar de oven brengen. [monogr.] II-8
ingelegd aangezet: āngǝzat (Tegelen), belegd: bǝlax (Tegelen) Gezegd van een moerdop of van een cel, wanneer er door de koningin een eitje in is gelegd. [N 63, 22a; N 63, 21a; N 63, 18; Ge 37, 69] II-6
ingewanden binnenste, het -: t binneste (Tegelen), darmen: derm (Tegelen, ... ), ingewanden: ingewande (Tegelen), ingewanden (Tegelen) ingewanden [N 10a (1961)] III-1-1