e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inspannen inspannen: enšpanǝ (Tegelen) Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74] I-10
insteken insteken: enštē̜kǝ (Tegelen) Klei in de molen brengen. [monogr.] II-8
insteker insteker: enštē̜kǝr (Tegelen) Arbeider die de klei in de molen bracht. [monogr.] II-8
interen interen: entę̄rǝ (Tegelen) Het aanspreken van de voorraad voedsel door de bijen, die in wintertros bij elkaar hangen. [N 63, 54c] II-6
introïtus introtus (<lat.): introojtus (Tegelen) De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)] III-3-3
invetten smeren: šmē̜rǝ (Tegelen) Blik, vorm of plaat invetten om aankleven van het deeg te voorkomen. [N 29, 38a; monogr.] II-1
inzagingen maken inkepen: enkēpǝ (Tegelen) Sleuven in het hout zagen waardoor de veerkracht ervan vergroot wordt en het hout gemakkelijker gebogen kan worden. [N 53, 23b] II-12
inzakken neerslaan: nēršlǭn (Tegelen), zakken: gezakt (Tegelen) Het inzakken van het brood op de plaats waar een stuk onrijp deeg zit. Er komen verschillende grammaticale categorieën voor in dit lemma. [N 29, 68b] II-1
inzakken of inzakking neergeslagen brood: nērgǝšlāgǝ bruǝt (Tegelen) Het inzakken of de inzakking van het brood, ontstaan doordat de deegpunten niet over elkaar vallen. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 71; monogr.] II-1
inzepen met perszeep insmeren: met pɛrszęjp enšmērǝ (Tegelen) Het gebruiken van zeep bij het gladmaken en openpersen van de naden. Volgens de informant van Q 198 wordt dit daar niet gedaan, omdat het stof dan tussen de naden blijft zitten. [N 59, 79; N 59, 186] II-7