e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koolrabi, koolraap-boven-de-grond koleraab: [koleraab] (Tegelen), koolraab: [koolraab] (Tegelen) Brassica oleracea L. var. gongylodes L. Zie de toelichting bij het lemma Koolraap (Ondergronds). Koolrabi wordt als groente gekweekt. Het komt vaak voor dat de koolraap-boven-de-grond dezelfde naam draagt als de koolraap-onder-de-grond van het vorige lemma. Deze gevallen staan steeds voorop; voor de fonetische documentatie ervan zij verwezen naar de betreffende heteroniem uit het genoemde lemma Koolraap. Voor de spelling (-)raab, zie de toelichting bij het lemma Koolraap. [N 12A, 3b; monogr.; add. uit N 7, 16] I-5
koolrabisoep reubensoep: Syst. Veldeke  reubesoep (Tegelen), Syst. Veldeke (hier onbekend)  reubesoep (Tegelen), Syst. WBD  reubesoep (Tegelen) Rapensoep (reubesop) [N 16 (1962)] III-2-3
koolzaadhoning koolzaadhoning: kū.lzǭthōneŋ (Tegelen) Honing afkomstig van koolzaadbloesem. De koolzaadhoning is lichtgeel en snel kristalliserend. [N 63, 112b; monogr.] II-6
koorbank koorbank: koerbank (Tegelen), koerbanken (Tegelen) Een koorbank: bank in het koorgestoelte. [N 96A (1989)] III-3-3
koorgestoelte koorbanken: koerbenk (Tegelen) Het koorgestoelte: het geheel van zitplaatsen op/in het koor, meestal bestaande uit oplopende banken, bestemd voor monniken of kanunniken. [N 96A (1989)] III-3-3
koorhemd superplie: superplie (Tegelen) Het korte witte kleed dat de priester over zijn toog draagt [rochet, superplie, koorhemd?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koorkap koormantel: koeermankel (Tegelen) De koorkap [koeërmangtel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koorstoel koorzetel: koerzaetel (Tegelen) Een koorstal of koorstoel: zetel of zitplaats in een koorbank van het koorge-stoelte. [N 96A (1989)] III-3-3
koorts koorts: kô.rts (Tegelen) koorts [RND] III-1-2
koorzanger zanger: zenger (Tegelen) Een koorzanger, lid van het zangkoor [zenger, koeërzenger?]. [N 96B (1989)] III-3-3