e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koot koot: kuǝt (Tegelen) Het korte been onmiddellijk boven de hoef, zowel van de voor- als achterpoot. 1Het is één van de belangrijkste lichaamsdelen van het trekpaard. Zie afbeelding 2.25. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1, 32.2, 32.3, 32.7, 32.10, 32.14, 32.15 en 32.16] I-9
kop kop: kǫp (Tegelen), korte kant: kǫrtǝ kaŋk (Tegelen) De korte smalle zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17c; N 98, 171; monogr.] II-8
kop van de dakpan kop: kǫp (Tegelen) De bovenkant van de pan met de uitstulping waarmee deze over de panlat gehaakt kan worden. [monogr.] II-8
kop van de kruiwagen kroon: krūn (Tegelen) [N 98, 46; monogr.] II-8
kop van de oven voor: voor (Tegelen) De gehele voorkant van de oven met de ovendeur. [N 49, 72a] II-8
kop van de schoof kop: kǫp (Tegelen) De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b] I-4
kop van een duig kop: kǫp (Tegelen) Elk van de twee uiteinden van een duig. [N E, 32a] II-12
kop verwijderen doorsnijden en afbreken: dōršnī-jǝ ɛen āfbrē̜kǝ (Tegelen) Nadat de kop afgehuid is, wordt hij van het lijf gesneden of gehakt. [N 28, 44; monogr.] II-1
kopband kopband: kǫp˱baŋk (Tegelen) De band die om de beide uiteinden van het vat wordt aangebracht. De in dit lemma opgenomen benamingen duiden zowel de voorlopige als de definitieve banden op die plaats aan. Zie ook het lemma ɛsluitbandenɛ. Als sluitband heeft de kopband vaak de functie van opzetband. Zie ook dat lemma.' [N E, 22a; N E, 23; N E, 42] II-12
kopdorser hekeldorsel: hē̜kǝldǫrsǝl (Tegelen), hekeldorsmachine: hɛ̄kǝldǫrsmǝšin (Tegelen), hekelmachine: hɛ̄kǝlmǝšin (Tegelen) Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4