e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwast, noest aast: ǭs (Tegelen), knook: kn ̇ǭk (Tegelen) Een onregelmatigheid in de houtstructuur van een boom. Kwasten ontstaan op plaatsen waar zich een tak bevindt of heeft bevonden. Zie ook afb. 204. Vgl. voor het woordtype aast ook het Hgd. Ast. [N E, 1; N 50, 76f; N 75, 97a-b; monogr.] II-12
kwastenboor aastboor: ǭs˱bǭr (Tegelen), knokenboor: knǭkǝbǭ.r (Tegelen), kwastboor: kwas˱bǭ.r (Tegelen) Boorijzer dat in de booromslag wordt geplaatst en wordt gebruikt om kwasten uit hout te verwijderen. De kwastenboor heeft een centreerpunt om de boor te geleiden, maar het feitelijke boren gebeurt met een van snijvlakken voorziene, verticale mantel die zorgt dat er een gat met een vlakke bodem in het hout ontstaat. In plaats van de uitgeboorde kwast wordt later een houten prop geslagen. (Handboek Gereedschap, pag. 207). Zie ook afb. 77. [N G, 31f] II-12
kweek puinen: pui’ne (Tegelen), pø̜i̯nǝ (Tegelen) Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweekgras I-5, III-4-3
kwezel kwezel: kweezel (Tegelen) Een bidziel, bidmens, kwezel, overdreven vrome persoon. [N 96B (1989)] III-3-3
kwezelachtig kwezelachtig: kweezelechtig (Tegelen) Kwezelachtig. [N 96B (1989)] III-3-3
kwijl sloever: Dik slijmerig mondvocht van vee.  sjlaover (Tegelen) Dik slijmerig mondvocht van vee III-1-1
kwikken, op de hand wegen kwikken: het al tillend schatten van het gewicht  kwik⁄ke (Tegelen) kwikken, op de hand wegen III-4-4
kwitantie kwitantie: kwitansie (Tegelen), kwitantie (Tegelen, ... ) kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)] III-3-1
kyrie eleison kyrie: kirieje (Tegelen) Het "vaste gezang"aan het begin van de mis, het "Kyrie eleison". [N 96B (1989)] III-3-3
l-vormige hoeve warsbouw: wɛ̄rsbǫu̯ (Tegelen), warshuis: wɛrshūs (Tegelen) Navraag of er verschil in benaming was tussen een L-vormig bouwwerk waarvan de korte poot wordt gevormd hetzij door het woonhuis, hetzij door een schuur of stal, leverde geen nieuwe termen op. Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 3. [N 4A, 1b en 2c] I-6