e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lepe, doortrapte kerel filou (fr.): filoe (Tegelen) ploert, persoon met een vals en gemeen karakter III-1-4
lepel lepel: laepel (Tegelen, ... ), lēͅpəl (Tegelen, ... ), lèpel (Tegelen), léépel (Tegelen) lepel [DC 35 (1963)] || lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)] III-2-1
lepel waarmee men de darmen schoonmaakt lepel: lepel (Tegelen) Met een lepel o.a. schrabt men het vuil van de binnenste buiten gekeerde darm. [N 28, 118; monogr.] II-1
lepelavegaar ever: ē̜vǝr (Tegelen), lepelboor: lē̜pǝlbǭr (Tegelen) De van een T-vormig handvat voorziene boor met een holrond, taps uitlopend boorijzer die dient om het met behulp van de handboor voorgeboorde bomgat en tapgat groter te maken. Zie ook afb. 227. [N E, 48c] II-12
lepelboor boorvlim: bǭrvløm (Tegelen), lepelboor: lē̜pǝlbǭr (Tegelen) Boorijzer voor hout met een lepelvormig uiteinde. Het snijvlak van de boor is half bolvormig. Zie ook afb. 74b. De lepelboor wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de voorgeboorde naven van karwielen verder mee uit zodat daar vervolgens de naafbus in geplaatst kan worden. [N 33, 329; N 53, 162a; N G, 31c; monogr.] II-12
lepelrek lepelenrek: lēēpelerek (Tegelen), lepelenrekje: laepele-rèkske (Tegelen) rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)] III-2-1
leren beenkap gamasche: kamasse (Tegelen, ... ), kemasse (Tegelen, ... ) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] || leren beenkappen III-1-3
leren muts die onder de kin wordt gesloten bivakmuts: bivakmuts (Tegelen) muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)] III-1-3
leren schede foedraal: fūdrāl (Tegelen), gereietas: gręjǝtas (Tegelen), messenkoker: mɛtsǝrkǭkǝr (Tegelen) De slachter draagt vaak aan zijn gordel een leren of houten "holster", waarin hij het gereedschap dat hij tijdens het slachten steeds bij de hand moet hebben, met name de messen, opbergt. Daarnaast heeft hij meestal nog een tas of iets dergelijks bij zich, waarin hij zijn overig gereedschap (de bijl, het schietmasker, de brander e.d.) vervoert. Het is goed mogelijk dat een aantal respondenten op deze tas doelt. Een eventuele toevoeging leren wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie afb. 3. [N 28, 121a; N 28, 121b; monogr.] II-1
leunstoel leunstoel: lø͂ͅnštōl (Tegelen), proost: vero  prōͅ.s (Tegelen) leunstoel || rieten leuningstoel III-2-1