e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

Gevonden: 5743
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
berrie berrie: bø̜ri (Tegelen), berries: bø̜ris (Tegelen), boom: (mv)  bø̜i̯m (Tegelen), karboom: kęrbǫu̯m (Tegelen), voorboom: (mv)  vø̄rbø̜i̯m (Tegelen) Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] I-13
beschermstenen of -palen schamppaaltjes: šamppø̜̄lkǝs (Tegelen), schamppalen: šamppø̜̄l (Tegelen), (enk)  šamppǭl (Tegelen), schampstenen: šampštɛi̯n (Tegelen) Beschermstenen van natuursteen of dikke houten beschermpalen (soms ook wel van ijzer) worden geplaatst schuin tegen zijkanten van poorten en tegen hoeken van muren of tegen brugleuningen om beschadigingen door voertuigen te voorkomen. Bij boerderijen komen ze vooral voor aan schuurpoorten en ingangspoorten (van de gesloten hoeve). Soms dienen de stenen of palen ook als steun voor de muur waartegen ze rusten. Meervoudige opgaven benoemen de beide beschermstenen of -palen aan weerskanten van een opening. Zie ook afbeelding 18.a bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 43a; monogr.; add. uit N 4A, 42f] I-6
beschimmeld beschimmeld: besjumməld (Tegelen) beschimmeld; Hoe noemt U: Met schimmel bedekt, gezegd van een brood [N 80 (1980)] III-2-3
beschuit beschuit: besjúut (Tegelen), besjúút (Tegelen) de beschuit [N 29 (1967)] III-2-3
beschuit met muisjes beschuit met muisjes: Syst. WBD  besjuut mét muuskes (Tegelen, ... ), besjūūt met muuskes (Tegelen, ... ), beschuit met muizenkeuteljes: Syst. WBD  besjuut mit moezekeutelkes (Tegelen), beschuit met muizenkeuteltjes: Syst. Veldeke  besjuut mèt moezekeutelkes (Tegelen, ... ), Syst. WBD  besjuut mit moezekeutelkes (Tegelen) Beschuiten met muisjes [N 16 (1962)] III-2-2, III-2-3
beschuitbol beschuitbol: bǝšȳtbol (Tegelen), beschuitebol: bǝšȳtǝbol (Tegelen), beschuitenbol: Syst. Veldeke  besjuteböl (Tegelen), Syst. WBD  besjuuteböl (Tegelen), Syst. WBD67  besjuuteböl (Tegelen) [N 29, 61; N 29, 60]Beschuitbollen, éénmaal gebakken en niet doorgesneden (bestelle?) [N 16 (1962)] II-1, III-2-3
beschuitdeeg beschuitedeeg: bǝšȳtǝndejx (Tegelen), deeg: dęjx (Tegelen) [N 29, 58] II-1
beschuitdoppen beschuitdoppen: bǝšȳtdø̜p (Tegelen), beschuitedoppen: bǝšȳtǝdø̜p (Tegelen) De vormen die bij het opbollen van beschuitdeeg gebruikt worden. [N 29, 59b; N 29, 59a] II-1
beschuitgelei beschuite-gelei: bǝšȳtǝ šǝlęj (Tegelen), gelei: gelei (Tegelen) Honingzoet, ingrediënt voor de bereiding van beschuit" (z. Van Dale 9de druk blz. 235), is beschuitgelei. Vraag N 29, 57c luidde: "Welke andere stoffen worden aan het meel toegevoegd?" Op deze vraag kwamen allerlei verschillende antwoorden die tevens op verchillende stoffen of producten duidden. Een aantal opgaven betekent "beschuitgelei". Hiervan is een apart lemma gemaakt, waarin ook zijn opgenomen de "zeep"-opgaven. Heel waarschijnlijk is de "zeep" een ingrediënt van de gelei. Dus moet men de "zeep"-opgaven niet synoniem beschouwen met de "gelei"-opgaven. De antwoorden die vallen onder de woordtypen "vet", "vetstoffen", "boter", "zetmeel", "stroop", "blanke stroop", "honing", "glucose", "suiker", "bastaardsuiker", "Barbados-suiker", "zout", "eieren", "wit van ei", "eiwit", "eende-eieren", "gist", "natte gist'''', "heffe", "potas", zijn niet fonetisch gedocumenteerd. Uiteraard kunnen al deze genoemde stoffen ingrediënten zijn voor het bereiden van beschuit.' [N 29, 57c] II-1
beschuitmeel patentmeel: patɛntmē̜l (Tegelen), straffe bloem: štrafǝ blōm (Tegelen) Meel voor het bereiden van beschuitdeeg. Momenteel wordt hier het beste meel voor gebruikt, vroeger wel eens tarwe- of griesmeel. [N 29, 57a] II-1