e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paraplu paraplu: paraplüj (Tegelen), perreplu (Tegelen), perrepluuj (Tegelen, ... ) paraplu [N 23 (1964)] III-1-3
parochie parochie: parochie (Tegelen) Een parochie. [N 96D (1989)] III-3-3
pas uit het ei gekomen kipje kuiken: kȳkǝ (Tegelen), kuikje: kykskǝ (Tegelen) [N 19, 40b] I-12
pasband bies: bis (Tegelen), lintje: lentjǝ (Tegelen), lits: letš (Tegelen), rekbandje: rɛkbɛntjǝ (Tegelen) Linnen bandje dat in een kledingstuk wordt meegenaaid om uitrekken te voorkomen. [N 59, 41; MW] II-7
pasen pasen: paose (Tegelen) Pasen [Paoësje, Oeëster]. [N 96C (1989)] III-3-3
pasgeboren kalf nuchter kalf: nøxtǝr [kalf] (Tegelen), nø̄gtǝr [kalf] (Tegelen), nø̄xtǝr [kalf] (Tegelen) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
paskoord gimp: gim (Tegelen) Met katoen omspannen metaaldraad die ter versterking van het knoopsgat strak en vlak langs de snede van het knoopsgat wordt vastgenaaid. Zie afb. 1. [N 59, 8] II-7
paskoordnaald gimnaald: gimnǭlt (Tegelen) Tijdens het bevestigen van het paskoord rondom het te maken knoopsgat gebruikt men de paskoordnaald om het paskoord aan te hechten en strak en vlak langs de snede van het knoopsgat te spannen (Papenhuyzen III, pag. 17). De paskoordnaald is 6 √† 8 cm lang en loopt naar het oog wat dik toe. Het oog is flink groot, omdat het paskoord erdoorheen moet (idem, pag. 12). Zie afb. 10. [N 59, 12] II-7
paspop buste: bystǝ (Tegelen) Pop waarop men gemaakte kleren past. Er zijn verschillende soorten paspoppen, bijv. harnassen van metalen ringetjes die van voren of van achteren kunnen worden gesloten of pasvormen van geprepareerd papier of karton (Morand, pag. 35). Er bestaan echter ook standaard-paspoppen, zowel voor mannen, vrouwen als kinderen. [N 59, 33] II-7
passen passen: pasǝ (Tegelen) Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] II-7