27202 |
pomp |
pomp:
pomp (L270p Tegelen)
|
Veranderwerk. Veranderingen aan confectiewerk, om het goed passend te maken. [N 59, 190a]
II-7
|
25382 |
pompen |
pompen:
pompǝ (L270p Tegelen)
|
Eén van de poten bewegen om zo het bloed beter te laten uitstromen nadat de keel van het dier is doorgesneden. [N 28, 14; monogr.]
II-1
|
29093 |
pompen, vermaken |
veranderen:
vǝraŋǝrǝ (L270p Tegelen)
|
Vermaken van kleding. Aangeven van aan te brengen veranderingen in verband met niet goed passen (Meima I, pag. 6). [N 59, 190a; N 62, 21b; MW]
II-7
|
18504 |
pompon van een muts |
poes:
póes (L270p Tegelen),
[´ : sleeptoon]
póes (L270p Tegelen)
|
pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)] || rietpluim. Pompons op matrozen- of ijsmuts, soms ook op vilten pantoffels.
III-1-3
|
21536 |
ponder |
ponder:
punger (L270p Tegelen),
punjer (L270p Tegelen)
|
Weeginstrument met trekveerwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|
19474 |
pook |
rakelijzer:
rōͅkəlīzər (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
stovenijzer:
štōvənīzər (L270p Tegelen)
|
pook
III-2-1
|
19957 |
poort |
poort:
pōrt (L270p Tegelen),
pǭrt (L270p Tegelen)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
29779 |
poorten |
schurggaten:
šø̜rǝx˲gātǝ (L270p Tegelen)
|
De inrij- en uitkruigaten in de buitenmuur van de ringoven. Zie ook afb. 26. [N 98, 129; N 98, 151; monogr.]
II-8
|
34019 |
poot omhoog |
poot-op:
puǝt˱ ǫp (L270p Tegelen)
|
Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k]
I-10
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
poter:
pø̜̄tǝr (L270p Tegelen)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|