e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pullover pullover: pullover (Tegelen, ... ), vest: ves (Tegelen) pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)] III-1-3
punt van het blad van de zeis punt: pønt (Tegelen), spits: špets (Tegelen) De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
punthamertje tegelhamertje: tēgǝlhē̜mǝrkǝ (Tegelen) Hamertje waarmee men gaatjes in een tegel kan slaan. De kop van het hamertje heeft daartoe doorgaans een kegelvormig, spits toelopend uiteinde. In Q 98 werd voor het maken van gaatjes in een tegel een 'boortje' ('bø̄rkǝ') gebruikt. [N 32, 42c] II-9
put buik: bū.k (Tegelen), zak: zak (Tegelen) Terugwijkend gedeelte van het metselwerk van een muur. [N 31, 47a] II-9
pyjama pyjama {pijama}: pyama (Tegelen) pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)] III-1-3
quatertemperdag vastendag: vastedaag (Tegelen) De R.K. vastendag op de eerste woensdag, vrijdag en zaterdag van elk jaargetijde, quatertemperdag. [N 96C (1989)] III-3-3
raadsel(tje) raadsel(tje): raodsel (Tegelen, ... ), raotsel (Tegelen, ... ), reu.dselke (Tegelen), reutselke (Tegelen), roadsel (Tegelen), räödselke (Tegelen), rèùdselke (Tegelen, ... ), rèùtselke (Tegelen) raadsel [N 07 (1961)] || raadseltje [N 07 (1961)] III-3-2
raaf raaf: mv.  rave (Tegelen) raaf III-4-1
raam venster: venstǝr (Tegelen) Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.] II-9
raampje in een poort kijkgat: kik˲gāt (Tegelen), kijkraampje: kikrē̜ ̞mkǝ (Tegelen) Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b] I-6