e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rechterachterkwartier rechterachterdeem: rɛxtǝraxtǝrdīǝm (Tegelen), van de hand achter: van dǝ haŋk axtǝr (Tegelen) Het kwartier van de uier rechts achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116d] I-11
rechterkant van het paard van de hand: van dǝ haŋk (Tegelen) Tegenovergestelde kant van de plaats waar de voerman gaat. [N 8, 9 en 10] I-9
rechtervoorkwartier rechtervoordeem: rɛxtǝrvø̄rdīǝm (Tegelen), van de hand voor: van dǝ haŋk vø̄r (Tegelen) Het kwartier van de uier rechts voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116c] I-11
rechtsachter rechtsbinnen: rechsbinne (Tegelen) Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)] III-3-2
rechtstaande oren fiksoren: fiksoere (Tegelen), flaporen: flapoeren (Tegelen), laporen: lapoere (Tegelen), wawa`s: waawaas (Tegelen) oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)] III-1-1
rechtsvoor rechtsbuiten: rechsboéte (Tegelen) Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)] III-3-2
rector rector (lat.): rektor (Tegelen) Een rector, de geestelijk leider van een klooster of gesticht. [N 96D (1989)] III-3-3
reducerend stoken gassen: gāzǝ (Tegelen) De luchttoevoer naar de oven verminderen. In L 163 verstond men onder de term afstoken de inhoud van de oven op temperatuur houden, maar de brandstof in de vuurmonden op laten branden, dus geleidelijk temperen. [N 49, 68c] II-8
reepje overschietend gras (een) baard laten staan: bārt lǭtǝ stǭn (Tegelen) Soms blijft er bij het maaien een reepje gras staan omdat men de slag met de zeis iets te ver neemt. De zegslieden hebben dit verschijnsel zowel door een zelfstandig naamwoord (zoals zwaaibalk of baard) benoemd, als ook door een werkwoordelijke uitdrukking, waarin een dergelijk zelfstandig naamwoord voorkomt (zoals een baard maaien of een baard laten staan), en tenslotte ook door een op zichzelf staand werkwoord of werkwoordelijke uitdrukking (zoals te breed pakken of te wijd grijpen). Al deze opgaven zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 96] I-3
regels richels: rexǝls (Tegelen) De horizontale balkjes die tussen de stijlen bevestigd worden. Zie ook afb. 47. De horizontale balk die de hele muurbreedte overspande, werd in Q 97 de 'kettingbalk' ('kęteŋbalǝk') genoemd. De balken werden met behulp van een pen/gat-verbinding aan elkaar bevestigd. De pen noemde men 'kijl' ('kīl'), het aan elkaar bevestigen van de balken 'angen' ('aŋǝ'). Bij de bovengenoemde houtverbinding bedroeg de doorsnede van het gat altijd het derde deel van de totale breedte van de balk. [N 4A, 52b; N 31, 45 add.; monogr.; div.; Vld] II-9