e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rinkelen met de altaarbel bellen: bellen (Tegelen) Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)] III-3-3
ritnaald, larve van de kniptor koperworm: Tegelen Wb.  koperworm (Tegelen), patattenworm: Veldeke (iets gewijzigd)  ’ne petatteworm (Tegelen), ritnaald: Veldeke (iets gewijzigd)  ritnald (Tegelen), schietworm: sjeet’worm (Tegelen), Veldeke (iets gewijzigd)  ’ne sjeetworm (Tegelen) emelt, ritnaald, larve vd kniptor || ritnaald, koperworm, schadelijke kniptor-larve die van plantenwortels leeft [N 26 (1964)] III-4-2
ritssluiting ritssluiting: ritssjloéting (Tegelen), vrouwelijk  rits-sloeting (Tegelen) Ritssluiting [DC 64 (1989)] III-1-3
rochelen klieken: i.e. uitspuwen.  kleke (Tegelen), rochelen: rochele (Tegelen, ... ), róchele (Tegelen) rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)] III-1-2
rode aalbes miemeren: mv.  mie’mere (Tegelen) aalbes I-7
rode biet kroot: krōǝt (Tegelen) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
rode bieten kroten: kroëte (Tegelen) rode bieten; Wanneer ze als groente voor het eten bestemd zijn en er wordt thuis gevraagd: "Wat eten we vandaag?"wat wordt er dan geantwoord? "We eten vandaag ............. [DC 49 (1974)] III-2-3
rode bosmier bosmier: bosmier (Tegelen), boszeikdempel: bosêkdimpels (Tegelen), rode zeikdempel: roej zêkdimpels (Tegelen), Tegelen Wb.  roëje zêkdimpels (Tegelen), Veldeke (iets gewijzigd)  roëj zêkdimpels (Tegelen) bosmier, (grote) rode ~ [stekkedraoger, brak] [N 26 (1964)] || mier, grote donkere [DC 43 (1968)] || mier, kleine rode — [DC 43 (1968)] III-4-2
rode klaver rode klee: rui̯ǝ [klee] (Tegelen), weiklee: węi̯[klee] (Tegelen) Trifolium pratense L. Een 15 tot 50 cm hoge plant met paarsrode of roze bloemhoofdjes, die van juni tot de herfst bloeien. Rode klaver wordt vooral als veevoeder geteeld. Rode klaver gedijt, overigens evenals witte klaver, het best "onder dekvrucht", d.w.z. dat het tegelijk met een winterkoren wordt gezaaid en dan pas opkomt wanneer die dekvrucht in de herfst is geoogst. In het volgende seizoen wordt de klaver dan geweid of enkele malen gemaaid. Rode klaver is wat "kieskeuriger" dan witte klaver, stelt hogere eisen aan de grond, maar schiet goed recht op en laat zich gemakkelijker maaien. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
rode koe rode koe: rūi̯ [koe] (Tegelen), rūǝi̯ [koe] (Tegelen) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124] I-11