e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schulpzaag schulpzaag: šø̜lǝp˲zāx (Tegelen  [(wordt gebruikt door de houtverwerkende ambachten)]  ), spanzaag: španzāx (Tegelen) Grote spanzaag, 0.80 tot 1.20 m lang, waarmee hout in de lengterichting van de houtvezels doorgezaagd kan worden. Het doorgaans draaibare blad van de zaag wordt in tegenstelling tot de spanzaag met behulp van een knop en een handvat vastgezet. De schulpzaag wordt door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. Bij de wagenmaker bijvoorbeeld dient ze om velgen, berries en andere zware karonderdelen te zagen. Zie ook het lemma ɛschulpenɛ (pag. ).' [N 53, 7; N 53, 8g-h; N G, 22a; N I, 1; monogr.] II-12
schuren schuren: šūrǝ (Tegelen) Het oppervlak van bijvoorbeeld hout met behulp van schuurpapier glad maken. [N 53, 155a; monogr.] II-12
schurft (het) ruig: rȳx (Tegelen), krets: krɛts (Tegelen), roos: rūǝs (Tegelen) Een zeer hardnekkige, heftig jeukende huidaandoening, die kan leiden tot sterke vermagering en zelfs tot totale uitputting van de aangetaste dieren. Schurft wordt veroorzaakt door verschillende soorten mijten, voor ieder dier weer verschillend. Zie ook het lemma ''schurft'' in wbd I.3, blz. 479-481. [N 3A, 89; N 52, 13; A 48A, 26; monogr.] I-11
schurftmijt mijt: Tegelen Wb.  miét (Tegelen), Veldeke (iets gewijzigd)  miét (Tegelen), schurftmijt: Tegelen Wb.  sjörfmiét (Tegelen), Veldeke (iets gewijzigd)  sjörfmiét (Tegelen), sjörftmiét (Tegelen) mijt die schurft veroorzaakt door gangetjes te graven in de huid van mens en dier [N 26 (1964)] III-4-2
schutkap chapeau: šapō (Tegelen) Metalen kap die het uiteinde van de modernere, gietijzeren fabrieksas beschermt tegen stof en vuil. De schutkap wordt meestal in het voorste deel van de naafbus vastgeschroefd en draait dan mee met het wiel. Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) noemen dit type naafbus Collings patentbus. De schutkap kan met behulp van een speciale sleutel worden verwijderd. Zie ook het lemma ɛwielsleutel, chapeausleutelɛ. Er bestaan ook uitvoeringen van de naafbus waarbij een dopvormige moer op de van schroefdraad voorziene as wordt vastgedraaid en met behulp van een luns wordt geborgd. Bij Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) wordt dit type naafbus halfpatentbus genoemd. De opgaven van de respondenten uit L 268 en L 320c (chapeau) zijn benamingen voor deze moer. In Meerlo-Wanssum e.o. (L 214, 214a, 215, 217, 245b, 246a) heeft het woord luns (vgl. het vorige lemma) een betekenisverschuiving ondergaan: men gebruikt het daar specifiek voor de "dop van de as van het karwiel" (v.d. Voort, pag. 188).' [N G, 50d; N 17, 64; monogr.] II-11
schutsboom schutroede: sjötrooj (Tegelen), vogelstang: vogelsjtang (Tegelen) Hoge rechte mast, 15 à 20 m hoog, waarop de houten vogel bij t vogelschieten wordt geplaatst. || Schietboom. Hoge mast, waarop het doelwit voor de schutters van onze schutterijen is bevestigd. III-3-2
schutter schutter: sjötər (Tegelen) schutter [RND] III-3-2
schutters schutten: sjötte (Tegelen) Leden van de schutterij: schutters. III-3-2
schutting naast de koeienstand zijschot: zīšǫt (Tegelen) Om de koeienstand af te scheiden van de gang ernaast is er een schutting, een lage muur of een paal of plank aangebracht. De benamingen kunnen vaak ook van toepassing zijn op de scheiding tussen twee paarden in de paardestal. [N 5A, 38d] I-6
schuur korenschuur: kǭrǝšø̄.r (Tegelen), schuur: š˙ø̄r (Tegelen), spijker: špikǝr (Tegelen) Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c] I-6