e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stobbe knoer: knūr (Tegelen), knoest: knus (Tegelen) Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.] II-12
stoel stoel: štōl (Tegelen) stoel III-2-1
stoelen op het priesterkoor koorstoelen: koersjteul (Tegelen), koersteul (Tegelen), stoelen op het koor: sjteul op et koeer (Tegelen) De stoelen op het priesterkoor [koeërsjteul?]. [N 96A (1989)] III-3-3
stoelpoot stumpel: štømpəl (Tegelen) stoelpoot III-2-1
stoep stoep: sjtoep (Tegelen) stoep, trottoir; hoe noemt men in uw woonplaats de stoep of het trottoir langs een straat? [DC 47 (1972)] III-3-1
stoep, trottoir stoep: štup (Tegelen) stoep III-2-1
stofblik blik: bleek (Tegelen), bleek en hankvēgər (Tegelen), blē.k (Tegelen), blēk en hankvèger (Tegelen), dreksblik: drĕksblēk (Tegelen) stofblik [DC 15 (1947)] || stoffer en blik samen [DC 15 (1947)] III-2-1
stoffen pantoffel slof: sjloeffe (Tegelen), sjôffe (Tegelen), šloffe (Tegelen) sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)] III-1-3
stoken stoken: štǭkǝ (Tegelen, ... ) Brandstof toevoeren tijdens het bakproces van pannen en gresbuizen. [monogr.] || Brandstof toevoeren tijdens het bakproces. Wanneer de ringoven met kolen wordt gestookt, wordt de brandstof in de ringoven via de stookpotten in de kamers gebracht. Het stoken vormt de tweede fase in de cyclus die de steen tijdens het bakproces in ringovens, vlamovens en tunnelovens ondergaat. In de opwarmfase wordt de steen gedroogd en verhit, in de stookperiode wordt de steen goed doorbakken en in de afkoelfase wordt hij met behulp van de buitenlucht geleidelijk afgekoeld. [N 98, 139; monogr.] II-8
stoker stoker: štø̜̜̄̄kǝr (Tegelen, ... ) De arbeider die de oven verzorgt. In L 163 zorgde de stoker ook voor de aanvoer van de brandstof. [N 49, 61b] || De arbeider die tijdens het bakproces het vuur in de pannen- of gresbuizenoven op de vereiste temperatuur houdt. [monogr.] || De arbeider die tijdens het bakproces het vuur in de ringoven op de vereiste temperatuur houdt. Wanneer het vuur in de oven te warm was, zei men in Q 121b dat de oven te gloei (ts\ glø̜j) was. [N 98, 140; monogr.] II-8