e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stokroos stokroos: -  stokroës (Tegelen) stokroos (althea rosea L.) [DC 52 (1977)] III-2-1
stokvis stokvis: sjòkvès (Tegelen) bolling; Hoe noemt U: Gezouten en gedroogde vis (bolling) [N 80 (1980)] III-2-3
stola stola (lat.): sjtola (Tegelen, ... ), stola (Tegelen) De stola, de stool. [N 96B (1989)] || stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)] III-1-3, III-3-3
stolp kaasstolp: kiës-sjtölp (Tegelen), (nu)  kīējessjtölp (Tegelen) kaasstolp [N 20 (zj)] III-2-1
stolp over een heiligenbeeld stolp: sjtulp (Tegelen) Een stolp of stulp, een klokvormig glas over een kruis- of heiligenbeeld. [N 96B (1989)] III-3-3
stolpen aanstolpen: ānštølǝpǝ (Tegelen) Het machinaal of met de hand aanstikken van belegsels, waarbij gekeerd wordt. [N 59, 60] II-7
stomphoorns rothoorns: rǫthø̜̄rǝs (Tegelen) Afgebrokkelde of slecht ontwikkelde hoorns. [N 3A, 106c] I-11
stoofvlees, zuurvlees zuurbraad: Syst. Veldeke  zoerbraod (Tegelen), zuurvlees: Syst. WBD  zoërvlies (Tegelen), zōēr vleis (Tegelen) Gemarineerd rundvlees, bereid met azijn, olie en kruiden (bufflamood, zoerbrèùtje?) [N 16 (1962)] III-2-3
stookdeur deur: dø̄̄r (Tegelen  [(van ijzer)]  ) De deur of het deksel waarmee de vuurmond werd afgesloten wanneer de oven gaar was. De stookgaten opzij van de oven uit L 163 werden afgesloten met dubbele deuren die zijdeuren (zējdø̄̄r\) werden genoemd. [N 49, 74a] II-8
stookgat rooster: ryǝstǝr (Tegelen), stookgat: štǭk˲gāt (Tegelen, ... ) Dat gedeelte van de pottenbakkersoven waar gestookt wordt. De oven in L 163 had behalve een stookgat aan de kop van de oven, ook aan beide zijkanten twee stookgaten. Zie ook afb. 11. [N 49, 73a; monogr.] || Elk van de in het gewelf aangebrachte stookgaten. De stookgaten bevinden zich pal boven het rooster in de diverse kamers van de vlamoven. [monogr.] II-8