| 19458 |
blaker |
blaker:
blø͂ͅkər (L270p Tegelen)
|
kleine kandelaar met brede platte voet waarin vroeger een kaars werd geplaatst
III-2-1
|
| 23820 |
blasiuszegen |
heilige-blasiuszegen:
h blasiuszège (L270p Tegelen)
|
De Blasiuszegen waarbij de priester twee kaarsen kruiselings vasthoudt. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
| 34405 |
blaten |
bleren:
blē̜rǝ (L270p Tegelen)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
| 18137 |
blauw oog |
blond oog:
blônk aug (L270p Tegelen)
|
Als iemand een klap op zijn oog heeft gehad, is zijn oog verkleurd. Hoe noemt u zon oog? [DC 52 (1977)]
III-1-2
|
| 24121 |
blauwborstje |
witstaartblauwborstje:
Str. geeft "witgesternde blauwborst
witsjtèrblauwbòrsje (L270p Tegelen)
|
blauwborst
III-4-1
|
| 24473 |
blauwe bosbes |
malbeer:
mal’bere (L270p Tegelen)
|
bosbessen
III-4-3
|
| 33808 |
blauwe en bruine schimmel |
blauwe schimmel:
blau̯ǝ sxømǝl (L270p Tegelen)
|
De blauwe schimmel is overwegend blauw of grijsblauw, met zwarte manen. Bij de bruine schimmels zijn allerlei schakeringen mogelijk: lichtbruin, donkerbruin, goudbruin, kastanjebruin, roodbruin, zwartbruin of geappeld bruin. Sommige gelijken in kleur sterk op de vossen, maar onderscheiden zich van deze door hun zwarte manen, staart en poten. In principe worden alle paarden die bruine of rode dekharen, zwarte manen en staart hebben, beschreven als bruin. [N 8, 63b]
I-9
|
| 29612 |
blauwe klei |
blauwe klei:
blauwe klei (L270p Tegelen),
potaarde:
pǫtē̜rt (L270p Tegelen)
|
De blauwe klei in het algemeen en de klei die onder het veen zit in het bijzonder. [N 27, 19b; N 27, 44]
I-8
|
| 29815 |
blauwe steen |
gedempte steen:
gǝdɛmp˱dǝ štęj.n (L270p Tegelen),
plintsteen:
plentštęj.n (L270p Tegelen)
|
Baksteen die tijdens het bakken gerookt werd en dientengevolge een blauwe tint heeft. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛblauwstokenɛ in de paragraaf over de vervaardiging van dakpannen. Schuddinck (pag. 84) merkt over dit soort stenen op dat ze in een zgn. ɛblauwe ovenɛ worden gebakken. Men steekt daarbij groen elzehout in de stookgaten v√≥√≥r de oven afgekoeld is. De stenen blijven enkele dagen in de rook van het elzenhout en worden daardoor in- en uitwendig blauw. De invuller uit L 210 vermeldt dat rook niet van invloed is op de kleur steen, maar de kwaliteit of soort klei: rivierklei (kalkhoudend) bakt geel; bergklei (ijzerhoudend) bakt rood; bergklei waaronder vette klei (l√∂ss) is gemengd, bakt blauw.' [N 30, 52c]
II-8
|
| 24390 |
blauwe vleesvlieg, bromvlieg |
madenschijter:
blauwe of grijze vleesvlieg
ma’jesjieter (L270p Tegelen)
|
vleesvlieg
III-4-2
|