| 20795 |
aardappelsalade |
koude schotel:
mooi opgemaakte schotel met salade, tomaten, visgerechten of vleesgerechten en evt. andere koude groenten, gewoonlijk als hors d¯oeuvre opgediend
kaaj sjóttel (L270p Tegelen)
|
koude schotel
III-2-3
|
| 33164 |
aardappelstruik |
struik:
štruk (L270p Tegelen)
|
Het geheel van de aardappelplant of aardappelbos: wortels, stengels. bladeren en bloemen. In het lemma en op de kaart is aangetekend waar zich de opvallende monoftong /u/ bevindt in struik, terwijl men een diftong of palatalisering zou verwachten; zie Stevens 1951, 249. Voor de fonetische documentatie van de typen aardappel en patat, zie het lemma Aardappel. [N 12, 5; JG 1a, 1b; A 23, 17c; Lu 1, 17c; monogr.]
I-5
|
| 33199 |
aardappelziekten |
geringde (knol):
geringde (knol) (L270p Tegelen),
geruigd:
gǝrȳxt (L270p Tegelen)
|
Door de intensieve cultuur van aardappelen en omdat men de pootaardappelen won uit de oogst van eigen veld van het jaar ervoor, was de aardappelplant bijzonder vatbaar voor allerlei ziekten. Het aantal ziekten is dan ook zeer groot en het aantal opgaven voor aardappelziekten navenant. Aan de hand van de opgaven is hier de volgende indeling aangehouden: schimmel- en bacterieziekten, virusziekten en voedingsziekten, telkens, waar mogelijk met enkele onderafdelingen. De bijzonderheden worden in het corpus van het lemma gegeven. Vergelijk ook het WBD, I, aflevering 8, 1478-1480. [N 12, 8; monogr.]
I-5
|
| 33482 |
aardbei |
aardbes:
aer’baes (L270p Tegelen),
ēͅrbēͅs (L270p Tegelen)
|
[DC GV (1935) M]aardbei
I-7
|
| 20735 |
aardbeienvlaai |
aardbeienvlaai:
Syst. WBD
aardbeieflaaj (L270p Tegelen),
aardbezinvlaai:
Syst. Veldeke
aerbaezeflaai (L270p Tegelen),
Syst. WBD
aerbèzeflaaj (L270p Tegelen),
éérbéézeflaai (L270p Tegelen)
|
Vla met vulling van aardbeien [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 29574 |
aarden pot |
baar:
bār (L270p Tegelen
[(met schenklip)]
),
geiten-uilesje:
gęjtǝ-ūlǝskǝ (L270p Tegelen
[(pot van ca 11/4 liter inhoud)]
),
halfs-uiles:
halfs˱ūlǝs (L270p Tegelen
[(pot van 21/2 liter inhoud)]
),
kwarts-uiles:
kwārts˱ūlǝs (L270p Tegelen
[(pot van 5 liter inhoud)]
),
twijfelaar:
twī̄fǝlē̜r (L270p Tegelen
[(idem)]
),
twijfelaar-uiles:
twī̄fǝlǝrūlǝs (L270p Tegelen
[(pot van ca 31/2 liter inhoud)]
),
uiles:
ūlǝs (L270p Tegelen
[(zonder schenklip: meervoud: ūlǝsǝ)]
)
|
Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.]
II-8
|
| 19509 |
aardewerk |
aarden schotels:
éérde sjöttels (L270p Tegelen),
aardewerk:
aerdewerk (L270p Tegelen),
aerdewérk (L270p Tegelen),
aardwerk:
aordwérk (L270p Tegelen),
Gebruiksvoorwerpen van aardewerk zijn in onbruik geraakt. Vroeger gebruikte men in de keuken tamelijk diepe kommen van aardewerk in diverse afmetingen. Deze kommen hadden de typisch Tegelse naam van \"OELES \
aerdwerk (L270p Tegelen)
|
aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 23895 |
aardrijk |
wereld:
wèreld (L270p Tegelen)
|
Het aardrijk. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 24448 |
aardrups, larve van de nachtvlinder |
grijze worm:
Tegelen Wb.
grieze worm (L270p Tegelen),
Veldeke (iets gewijzigd)
grieze worm (L270p Tegelen)
|
grauwe aardrups, larve van de nachtvlinder, die in de rusttoestand ligt opgerold in de vorm van de letter C [N 26 (1964)]
III-4-2
|
| 17653 |
aars |
aars:
aars (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
kont:
kont (L270p Tegelen)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]aars, darmuitgang [N 10c (1961)], [N 10c (1995)]
I-9, III-1-1
|