30173 |
verdiept werk |
terugliggend voegwerk:
trykleqǝnt ˲vōxwęrǝk (L270p Tegelen)
|
Ten opzichte van de metselstenen dieper liggend voegwerk. [N 32, 34b; monogr; N 32, 29d.]
II-9
|
25362 |
verdoven |
hersens inslaan:
hɛrsǝs enšlǭn (L270p Tegelen),
verdoven:
vǝrdǫwvǝ (L270p Tegelen),
verduizeld houwen:
vǝrdysǝlt hǫwǝ (L270p Tegelen),
verduizeld slaan:
vǝrdøsǝlt šlǭn (L270p Tegelen)
|
Het slachtvee verdoven alvorens het de keel door te snijden. Woordtypen als "schieten", "doodslaan", "houwen", "pin indrijven" geven aan hoe het verdoven in zijn werk gaat. [N 28, 6; N 28, 12b; monogr.]
II-1
|
34155 |
verdrogen |
verzijen:
vǝrzii̯ǝ (L270p Tegelen),
vǝrzɛi̯jǝ (L270p Tegelen)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
28622 |
verenigen van zwermen |
bijeenzetten:
bijeenzetten (L270p Tegelen)
|
Wanneer een afgezwermd of afgejaagd volk of een opzetter in de winter te zwak is geworden, wordt dit volk of die opzetter verenigd met andere volken. Ook moet men vaak volken verenigen, wil men op het einde van het bijenjaar zoveel mogelijk nieuwe volken hebben. Bij het verenigen van twee volken moeten zij dezelfde geur krijgen om afstoting en gevechten te vermijden. Hiervoor kan de imker gebruik maken van verschillende technieken. Hij kan de bijen besproeien of besprenkelen met een geurafscheidende vloeistof of met suikerwater, of de bijen beroken. Het urineren in kasten of korven om eenzelfde geur te krijgen is een verouderde methode. De informant van L 271 zegt dat oude imkers vroeger een voor- en nazwerm in een lege korf deden. Dan ging er een doek over. Vervolgens werd de korf beplast, waarna hij geschud werd. Ook Eeckhout (pag. 191) vermeldt dit gebruik voor één plaats (Geraardsbergen), maar zegt dat deze methode zo goed als uitgestorven is. [N 63, 95a, N 63, 95b; N 63, 95c; N 63, 97; monogr.]
II-6
|
29579 |
verfpot |
verfpotje:
vɛrǝfpø̜tjǝ (L270p Tegelen)
|
Pot van aardewerk met gaatjes voor een hengsel, gebruikt voor het bewaren van verf. [N 49, 116a]
II-8
|
28945 |
vergaartekens |
vergaarpunten:
vǝrgārpøntǝ (L270p Tegelen)
|
Inknippingen en krijtstrepen of ook steken op de stof, eventueel inknippingen in het knippatroon en vandaar overgebracht op de stof, om exact de plaatsen aan te geven waar de diverse delen aaneengehecht moeten worden. [N 59, 49]
II-7
|
30272 |
vergaring |
kop:
kǫp (L270p Tegelen),
(enkelvoud)
kǫp (L270p Tegelen),
(mv)
kø̜p (L270p Tegelen)
|
De verbindingen of de raakvlakken tussen de uiteinden van de velgblokken. [N 17, 66; N G, 45c, monogr]
I-13
|
19151 |
vergeten |
vergeten:
vergae’te (L270p Tegelen)
|
vergeten
III-1-4
|
19597 |
vergiet |
doorslag:
dōršlāx (L270p Tegelen),
dōršlāx (L270p Tegelen)
|
Test of teil van aardewerk, in de bodem voorzien van een grote hoeveelheid gaatjes, om gewassen groente etc in te laten uitdruipen. [N 49, 109; monogr.] || vergiet
II-8, III-2-1
|
21412 |
verhaal |
verhaal:
vérhaol (L270p Tegelen),
vertelseltje:
vertelselke (L270p Tegelen)
|
verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)]
III-3-1
|