e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verschaald verschaald: versjààld (Tegelen) verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)] III-2-3
verschijning verschijning: versjiening (Tegelen) Een verschijning hebben/krijgen. [N 96D (1989)] III-3-3
verschillende knikkerspelen aftikken: tegen een raamdorpel of iets dergelijks terugstuiteren om de knikker van de tegenstander tot op spqnwijdte te benaderen.  aaftikke (Tegelen), uittikken: Hetzelfde als pætje tikke  oettikke (Tegelen) Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] III-3-2
verschillende knikkerspelen: nagooien naketsen: De eerste speler gooide een stenen sjtuiter of ijzeren bumke op een bepaalde afstand, en gaf zijn tegenspeler de kans, om deze vanaf een door hem aangewezen plaats met een andere sjtuiter of bumke te raken. Lukte dit, dan had de laatste een vooraf vastgesteld aantal knikkers gewonnen. Behalve om knikkers werd dit spel vaak ook, vooral door kleine kinderen, om griffelkes, bontgekleurde sjerfkes, gekleurde bonen of moetjes (zie aldaar) gespeeld.  naokètse (Tegelen), hetzelfde als naosjmiete  naoketse (Tegelen), Zie: kinderspelen.  nao-ketse (Tegelen), naschieten: Het sjuiterke of de kæls werd in de buiging van de wijsvinger geelgd en met de duim zeggeschoten. Doel is het raken of tot op spanwijdte benaderen van de knikker van de tegenstander.  naosjeete (Tegelen), nasmijten: gebeurde met sjtuiters. Ook naoketse genoemd  naosjmiete (Tegelen) Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] || Knikker of stuiterspel. || Sub Knikkerspelen. III-3-2
verschillende knikkerspelen: spel met knikkers en centen op een steen (trumpen) trumpen: centen op een platte leggen. Het uittikken van de tegenstander betekent winst, maar ook het benaderen van de trump, om daar zoveel mogelijk munten uit de mungk-positie in de kræts=positie te tikken.  trumpe (Tegelen), Een platte steen, gewoonlijk n plevuus (plavuis of tegel) werd op de grond gelegd, en op een afstand van +- 6 meter trok men een perk (streep) in t zand. Deze platte steen noemde men dn trump.  trumpe (Tegelen), Vero.  trumpe (Tegelen) [Straatspel met kleine muntstukjes als inzet; in hoofdzaak door volwassenen gespeeld, vgl. pag. 124]. || Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] || Straatspel met kleine muntstukjes als inzet; in hoofdzaak door volwassenen gespeeld. III-3-2
verse koe verse koe: vǫrsǝ ku (Tegelen), vɛrsǝ ku (Tegelen) Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60] I-11
versieren (met bloemen) kransen: krénse (Tegelen), versieren: versiere (Tegelen) Het versieren van de straten op de dag(en) vóór de processie [tsere]. [N 96C (1989)] || Het vlechten van kransen of slingers van groen. III-3-2
verslachten afslachten: āfšlaxtǝ (Tegelen), zich afslachten: (het varken) šlax zex āf (Tegelen) Verminderen in gewicht van het vlees ten gevolge van het slachten. [N 28, 97] II-1
versleten schabbig: B.v. sjebbege kleier.  sjebbig (Tegelen) haveloos, onderkomen III-1-3
versnijden laten verspringen: lǭtǝ vǝršpreŋǝ (Tegelen) Een muur vanaf een bepaald punt minder dik verder bouwen, bijvoorbeeld door van tweesteens naar anderhalfsteens of, volgens de invullers uit L 320a en L 382, van steens naar halfsteens over te gaan. [N 31, 46a] II-9