32918 |
verspreid gras |
sprei:
špręi̯ (L270p Tegelen)
|
Het resultaat van de handeling uit het voorgaande lemma: het gemaaide gras dat gelijkmatig op het veld ligt te drogen. [N 14, 98]
I-3
|
32057 |
verstek |
verstek:
vǝrštē̜k (L270p Tegelen)
|
Hoekverbinding waarbij de uiteinden van de twee delen onder een hoek van 450 tegen elkaar staan. Daardoor is op de buitenhoek geen kopshout zichtbaar. Zie ook afb. 143. [N 53, 203a; monogr.]
II-12
|
32010 |
verstekbak |
verstekbakje:
vǝrštē̜k˱bɛkskǝ (L270p Tegelen)
|
Gootvormig houten gereedschap met schuine zaagsneden in de twee opstaande kanten, dat dient om het daarin geplaatste werkstuk in verstek te zagen. Als zaag wordt daarbij meestal een kapzaag gebruikt. Zie ook afb. 117. [N 53, 214a; monogr.]
II-12
|
29941 |
verstekhaak |
halve winkelhaak:
halǝvǝ weŋkǝlhǭk (L270p Tegelen),
verstekhaak:
vǝrštē̜.khǭk (L270p Tegelen),
vǝrštē̜khǭk (L270p Tegelen)
|
Een winkelhaak waarvan de benen onderling een hoek van 450 vormen. De verstekhaak wordt gebruikt om versteklijnen af te tekenen en om te controleren op haaksheid. Zie ook afb. 104 en het lemma ɛverstekhaakɛ in Wld II.9, pag. 10-11 en Wld II.11, pag. 57.' [N 53, 188; N E, 18a; monogr.] || Haak waarvan de armen een hoek van 450 vormen. Zie ook afb. 3. [N 30, 13b; monogr.]
II-12, II-9
|
32060 |
verstekken |
in verstek maken:
en vǝrštē̜k mākǝ (L270p Tegelen)
|
Het werkstuk in verstek brengen. [N 53, 203b]
II-12
|
32018 |
verstekklem |
hoekklem:
hōkklɛm (L270p Tegelen)
|
Werktuig om in verstek bewerkte hoeken van lijsten na het lijmen vast te klemmen. Zie ook afb. 123. [N 53, 220b-c]
II-12
|
31757 |
verstekzaagmachine |
verstekzaag:
vǝrštē̜k˲zāx (L270p Tegelen)
|
Zaag die gemonteerd is in een ijzeren constructie met geleiders en in verschillende hoekstanden geplaatst kan worden. De verstekzaagmachine wordt gebruikt om verstekken te zagen. Zie ook afb. 16. [N 53, 12; monogr.]
II-12
|
33394 |
verstelbaar luik boven de varkenstrog |
klap:
klap (L270p Tegelen),
voerluik:
vōrlūk (L270p Tegelen)
|
Boven de varkenstrog bevond zich vaak een verstelbaar voerluik. In L 360 kende men geen luik maar een scherm in de vorm van een rechtopstaande plank. [N 5A, 60e]
I-6
|
31842 |
verstelbare sponningschaaf |
verstelbare rabatschaaf:
vǝrštęlbārǝ rābatšāf (L270p Tegelen)
|
Sponningschaaf met verstelbare geleider(s), zodat de breedte en eventueel ook de diepte van de te schaven groef geregeld kan worden. [N 53, 65; N 53, 63b]
II-12
|
28430 |
verstevigingsspijlen |
spijlen:
špīlǝ (L270p Tegelen)
|
Spijlen die door de korf worden gestoken ter versteviging en ondersteuning van de ratenbouw. Enkele stroringen onder de kop steekt de imker een stuk of drie spijlen loodrecht op de kopspijlen en een stuk lager weer een drietal, terwijl enkele ringen boven de onderkant nog eens een paar spijlen komen. De spijlen zijn doorgaans van sporkehout of de vuilboom gemaakt maar er zijn er ook van wilge-, esse-, populiere-, beuke- en notehout. [N 63, 6b; N 63, 5e; N 63, 6c; Ge 37,14]
II-6
|