| 19813 |
vuurtang, sinteltang |
vuurtang:
vø̄rtaŋ (L270p Tegelen)
|
vuurtang [N 05A (1964)]
III-2-1
|
| 19895 |
vuurtest |
vuurpotje:
vø̄̄rpø̜tjǝ (L270p Tegelen),
vuurtest:
vuurtest (L270p Tegelen)
|
Vuurpotje van aardewerk in houten stoof. [N 49, 119b; monogr.]
II-8
|
| 22899 |
vuurtje stoken |
vinken:
vinke (L270p Tegelen),
vlammen:
vlemme (L270p Tegelen)
|
1. Vuurtje stoken; het opvlammen van vuur. || Vuurtje spelen; het zwaaien met brandende takken, b.v. bij t Sint Mertes-vuur.
III-3-2
|
| 30004 |
vuurvaste mortel |
chamottespijs:
šamǫt[spijs] (L270p Tegelen),
šǝmǫt[spijs] (L270p Tegelen)
|
Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c]
II-9
|
| 29814 |
vuurvaste stenen |
chamottestenen:
šǝmǫtšt ̇ęjn (L270p Tegelen),
vuurvaste stenen:
vø̄̄rvastǝ št ̇ęjn (L270p Tegelen)
|
Stenen die bestand zijn tegen vuur. Zij worden onder meer gebruikt bij de bouw van ovens. Het woorddeel chamotte- in de woordtypen chamottestenen en chamottebrikken verwijst naar het mengsel van fijngemalen scherven dat bij dit soort stenen aan de klei wordt toegevoegd. [N 30, 54b; N 98, 160 add.]
II-8
|
| 25508 |
vuurvaste tegels |
vuurvaste bakkerstegels:
vø̄rvastǝ bɛkǝrstēgǝls (L270p Tegelen),
vuurvaste plavuizen:
vø̄rvastǝ plǝvȳzǝ (L270p Tegelen)
|
De vuurvaste tegels waaruit de ovenvloer bestaat. [N 29, 4b; monogr.]
II-1
|
| 25125 |
waaienx |
waaien:
weie (L270p Tegelen),
weijen (L270p Tegelen),
wejje (L270p Tegelen),
wej⁄je (L270p Tegelen),
wèjje (L270p Tegelen),
wé‧jen (L270p Tegelen)
|
waaien [N 22 (1963)]
III-4-4
|
| 21617 |
waarde van 30 stuiver |
daalder:
Opm. het woord "daalder"was vroeger hier bekend als de Duitse "Thaler"(3-mark stuk) en ook als zodanig tot ± 1915 in normale circulatie.
<zie toelichting> (L270p Tegelen)
|
waarde van 30 stuiver = F 1,50 [daalder, dolde?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 18860 |
waarderen |
estimeren:
cf. fr. "estimer
ekstimee’re (L270p Tegelen)
|
hoogachten, eren, waarderen
III-1-4
|
| 17952 |
waden |
baden:
baaje (L270p Tegelen),
door het water lopen:
door t waater loupe (L270p Tegelen)
|
waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|