e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vuurtang, sinteltang vuurtang: vø&#x0304rtaŋ (Tegelen) vuurtang [N 05A (1964)] III-2-1
vuurtest vuurpotje: vø̄̄rpø̜tjǝ (Tegelen), vuurtest: vuurtest (Tegelen) Vuurpotje van aardewerk in houten stoof. [N 49, 119b; monogr.] II-8
vuurtje stoken vinken: vinke (Tegelen), vlammen: vlemme (Tegelen) 1. Vuurtje stoken; het opvlammen van vuur. || Vuurtje spelen; het zwaaien met brandende takken, b.v. bij t Sint Mertes-vuur. III-3-2
vuurvaste mortel chamottespijs: šamǫt[spijs] (Tegelen), šǝmǫt[spijs] (Tegelen) Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c] II-9
vuurvaste stenen chamottestenen: šǝmǫtšt ̇ęjn (Tegelen), vuurvaste stenen: vø̄̄rvastǝ št ̇ęjn (Tegelen) Stenen die bestand zijn tegen vuur. Zij worden onder meer gebruikt bij de bouw van ovens. Het woorddeel chamotte- in de woordtypen chamottestenen en chamottebrikken verwijst naar het mengsel van fijngemalen scherven dat bij dit soort stenen aan de klei wordt toegevoegd. [N 30, 54b; N 98, 160 add.] II-8
vuurvaste tegels vuurvaste bakkerstegels: vø̄rvastǝ bɛkǝrstēgǝls (Tegelen), vuurvaste plavuizen: vø̄rvastǝ plǝvȳzǝ (Tegelen) De vuurvaste tegels waaruit de ovenvloer bestaat. [N 29, 4b; monogr.] II-1
waaienx waaien: weie (Tegelen), weijen (Tegelen), wejje (Tegelen), wej⁄je (Tegelen), wèjje (Tegelen), wé‧jen (Tegelen) waaien [N 22 (1963)] III-4-4
waarde van 30 stuiver daalder: Opm. het woord "daalder"was vroeger hier bekend als de Duitse "Thaler"(3-mark stuk) en ook als zodanig tot ± 1915 in normale circulatie.  <zie toelichting> (Tegelen) waarde van 30 stuiver = F 1,50 [daalder, dolde?] [N 21 (1963)] III-3-1
waarderen estimeren: cf. fr. "estimer  ekstimee’re (Tegelen) hoogachten, eren, waarderen III-1-4
waden baden: baaje (Tegelen), door het water lopen: door t waater loupe (Tegelen) waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)] III-1-2