| 23737 |
wijwaterbakje |
wijwaterbakje:
wiewaterbekske (L270p Tegelen),
wijwatersbakje:
wī̄wātǝrs˱bɛkskǝ (L270p Tegelen)
|
Aardewerken bakje voor wijwater. [monogr.] || Een wijwatersbakje, thuis op de slaapkamer [wïjewatersbekske, wiejwassesjpötje, fintwaterbekske?]. [N 96B (1989)]
II-8, III-3-3
|
| 23601 |
wijwateremmer |
wijwatersvat:
wiewatersvaat (L270p Tegelen)
|
Het wijwatervat, de wijwateremmer. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23600 |
wijwaterkwast |
wijwaterkwast:
wiewaterkwas (L270p Tegelen)
|
De wijwaterkwast. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23351 |
wijwatervat |
wijwaterbak:
wiewaterbak (L270p Tegelen),
wijwatersbak:
wiewatersbak (L270p Tegelen),
wijwatersvat:
wiewatersvaat (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen)
|
De met wijwater gevulde bak bij de ingang(en) van de kerk [wijwater(s)bak, -vat, -steen?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 23453 |
wijzerplaat van het torenuurwerk |
wijzerplaat:
wiezerplaat (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen,
L270p Tegelen)
|
De wijzerplaat van de torenklok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 23454 |
wijzers van het torenuurwerk |
wijzers:
wiezers (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen,
L270p Tegelen)
|
De wijzers van de torenklok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 34146 |
wild |
rijp:
rīp (L270p Tegelen),
springerig:
špreŋǝrex (L270p Tegelen)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de stier. [N 3A, 17]
I-11
|
| 24461 |
wild konijn (enkelv.) |
konijn (lang/sleept.):
knīēn (L270p Tegelen)
|
wild konijn (enkelv.) [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
| 24462 |
wild konijn (meerv.) |
konijn (kort/stoott.):
knien (L270p Tegelen)
|
wild konijn (meerv.) [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
| 30137 |
wild verband |
wild verband:
welt ˲vǝrbant (L270p Tegelen),
welt ˲vǝrbaŋk (L270p Tegelen)
|
Metselverband waarbij strekken en koppen zich in een laag op onregelmatige wijze afwisselen. Het wild verband werd na de oorlog veel gebruikt in verband met de toen heersende schaarste aan materiaal (Westra, pag. 21). De term wild verband wordt ook gebruikt voor decoratief metselwerk waarbij verschillende steensoorten onregelmatig door elkaar worden gerangschikt. [N 31, 24f; N 31, 26]
II-9
|