e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

Gevonden: 5743
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwarte bladluis bladluis: blaadloes (Tegelen), meel: meele (Tegelen), mee’le (Tegelen), Tegelen Wb.  meel (Tegelen), Veldeke (iets gewijzigd)  meele (Tegelen), ’n meel (Tegelen), zwarte luis: zjwarte loes, mv. luus (Tegelen) bladluis || bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)] || insectjes onder een blad, zwart [DC 68 (1993)] III-4-2
zwarte gebreide dameskous dikke kous: dieke kaoze (Tegelen), zwarte dikke hoos: žwarte dieke hoze (Tegelen), zwarte hoos: haoze is verouderd, thans algemeen kouse  zjwarte haoze (Tegelen), zwarte kous: zjwarte kaoze (Tegelen) dameskousen, zwarte gebreide ~ [N 24 (1964)] III-1-3
zwarte gevederde muts met kinbanden muts: muts (Tegelen) muts, zwarte gevederde ~ met kinbanden, meestal door oudere vrouwen gedragen {afb} [kernet] [N 25 (1964)] III-1-3
zwarte koe zwarte: žwartǝ (Tegelen), zwarte koe: žwartǝ [koe] (Tegelen) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 129] I-11
zwarte koe met geheel witte kop witkop: wetkǫp (Tegelen) [N 3A, 130a] I-11
zwarte koe met witte kop en zwarte vlekken om de ogen blaar: blǭr (Tegelen), blaarkop: blārkǫp (Tegelen), zwartblaar: žwartblǭr (Tegelen) [N 3A, 130b] I-11
zwarte kraai, kraai kraai: krei (Tegelen), kreij (Tegelen), krēī (Tegelen), raaf: raaf (Tegelen) Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai III-4-1
zwarte muts? muts: muts (Tegelen) muts, zwarte ~ {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
zwarte nachtschade duivelskralen: dȳvǝlskralǝ (Tegelen), hondskralen: hǫŋkskralǝ (Tegelen) Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.] I-5
zwarte roodstaart roodstaartje: rôêtsjtèrtje (Tegelen) zwarte roodstaart III-4-1