| 24291 |
zwartkop |
zwartkopje:
zjwartkop, -köpke (L270p Tegelen)
|
zwartkop
III-4-1
|
| 28724 |
zwartwerk |
zwart werk:
zwart wɛrk (L270p Tegelen)
|
Het werk dat bestaat uit het maken van vooral zwarte gelegenheidskleding. [N 59, 194c]
II-7
|
| 19541 |
zwavelstok |
spaantje:
mv sjpîênkes
sjpîênke (L270p Tegelen),
zwegeltje:
mv zjwéégelkes
zjwéégelke (L270p Tegelen),
mv. zjwaegelkes
zjwaegelke (L270p Tegelen)
|
zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 24930 |
zwavelx |
zwavel:
šwèvel (L270p Tegelen),
zjwavel (L270p Tegelen),
zwaavel (L270p Tegelen),
ps. of toch omspellen volgens Frings: [zwÅvel]?
zwāvĕl (L270p Tegelen)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
| 33995 |
zweep |
smik:
šmek (L270p Tegelen)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
| 18056 |
zweet |
zweet:
schweit (L270p Tegelen),
sjweit (L270p Tegelen),
zjweit (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
zweit (L270p Tegelen)
|
zweet [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 33875 |
zwellen van de uier |
(ze) krijgt uier:
krixt yi̯ǝr (L270p Tegelen)
|
[N 8, 51]
I-9
|
| 22826 |
zwemmen |
zwemmen:
zj(w)ume (L270p Tegelen),
zjwumme (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen,
L270p Tegelen),
zjwömə (L270p Tegelen)
|
zwemmen [GTRP (1980-1995)], [RND] || Zwemmen. [DC 38 (1964)]
III-3-2
|
| 30102 |
zwemstenen |
bimsstenen:
bemsšt ̇ęjn (L270p Tegelen),
bimsšt ̇ęjn (L270p Tegelen)
|
Zwemstenen of drijfstenen zijn benamingen voor een zeer lichte kunststeen, vervaardigd uit puimsteengruis (bimszand) en hydraulische kalk. Het gruis wordt daartoe met ongeveer 1/9 van zijn gewicht aan waterkalk dooreengemengd. Dit mengsel wordt in ijzeren vormen geschept, beklopt en, van de vormen ontdaan, op rekken te drogen gezet. Na enige dagen worden de stenen op hopen gezet en na enige maanden zijn zij gereed voor gebruik. Zwemstenen worden hoofdzakelijk voor binnenwerk gebruikt en isoleren dankzij hun grote poreusheid goed warmte en geluid. 'Ytong' en 'Poriso' zijn merknamen. [N 30, 54e]
II-9
|
| 26688 |
zwengel van de handmolen |
zwingel:
žweŋǝl (L270p Tegelen)
|
De zwengel in de vorm van een booromslag, eventueel voorzien van een houten handvat, waarmee men de bovenste molensteen van de van een maalstoel voorziene handmolen kan laten draaien; ook de zwengel van de eenvoudige handmolen. [N D, 15]
II-3
|