| 31839 |
boogschaaf met holle zool |
bolschaaf:
bǫlšāf (L270p Tegelen),
bǭlšāf (L270p Tegelen)
|
Blokschaaf met een in de lengte holronde zool, die dient om iets bolrond uit te schaven. De wagenmaker gebruikt de boogschaaf met holle zool onder meer om de bolle buitenkant van velgsegmenten te schaven. [N G, 36b]
II-12
|
| 24472 |
boom (alg.) |
boom:
boum (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen),
boͅu̯m (L270p Tegelen),
boompje:
buimkew (L270p Tegelen),
buim (mv.):
buim mv (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen)
|
boom [N M (1965)], [RND]
III-4-3
|
| 33511 |
boomgaard |
bongerd:
boŋərt (L270p Tegelen)
|
I-7
|
| 24126 |
boomklever |
klever:
klèèver (L270p Tegelen)
|
boomklever
III-4-1
|
| 24127 |
boomkruiper |
boomlopertje:
boum’luiperke (L270p Tegelen),
alleen in kandidaatsscriptie
baumluiperke (L270p Tegelen)
|
boomkruiper
III-4-1
|
| 24128 |
boomleeuwerik |
boomleeuwerik:
boumlîêwerik (L270p Tegelen),
leeuwerik:
liëwərik (L270p Tegelen)
|
boomleeuwerik || Hoe heet de boomleeuwerik? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
| 24129 |
boompieper |
boompiepertje:
boompieper(ke) (L270p Tegelen)
|
boompieper
III-4-1
|
| 22843 |
boompje wisselen |
boomlopertje spelen:
boumluiperke (L270p Tegelen),
De bij de aaj meistersjoël staande groep lindebomen, maar eveneens de statige iepebomen op de Roermondse en Venloseweg, alsmede de canadabomen langs de Muntstraat en langs overige wegen leenden zich bijzonder goed voor boumluiperke, dat gewoonlijk door 5 kinderen gespeeld werd.
boumluiperke (L270p Tegelen)
|
2. Kinderspel: boompje wisselen. || [Kinderspel: boompje wisselen, vgl. pag. 79]
III-3-2
|
| 24511 |
boomstronk |
boks:
⁄n bôks (L270p Tegelen)
|
boomstronk, de stomp-met-wortels van een afgehakte boom [N 27 (1965)]
III-4-3
|
| 34565 |
boomwagen |
mallejan:
malǝja.n (L270p Tegelen),
marjan:
mǝrjan (L270p Tegelen)
|
Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.]
I-13
|