e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

Gevonden: 5743
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boogschaaf met holle zool bolschaaf: bǫlšāf (Tegelen), bǭlšāf (Tegelen) Blokschaaf met een in de lengte holronde zool, die dient om iets bolrond uit te schaven. De wagenmaker gebruikt de boogschaaf met holle zool onder meer om de bolle buitenkant van velgsegmenten te schaven. [N G, 36b] II-12
boom (alg.) boom: boum (Tegelen, ... ), boͅu̯m (Tegelen), boompje: buimkew (Tegelen), buim (mv.): buim mv (Tegelen, ... ) boom [N M (1965)], [RND] III-4-3
boomgaard bongerd: boŋərt (Tegelen) I-7
boomklever klever: klèèver (Tegelen) boomklever III-4-1
boomkruiper boomlopertje: boum’luiperke (Tegelen), alleen in kandidaatsscriptie  baumluiperke (Tegelen) boomkruiper III-4-1
boomleeuwerik boomleeuwerik: boumlîêwerik (Tegelen), leeuwerik: liëwərik (Tegelen) boomleeuwerik || Hoe heet de boomleeuwerik? [DC 06 (1938)] III-4-1
boompieper boompiepertje: boompieper(ke) (Tegelen) boompieper III-4-1
boompje wisselen boomlopertje spelen: boumluiperke (Tegelen), De bij de aaj meistersjoël staande groep lindebomen, maar eveneens de statige iepebomen op de Roermondse en Venloseweg, alsmede de canadabomen langs de Muntstraat en langs overige wegen leenden zich bijzonder goed voor boumluiperke, dat gewoonlijk door 5 kinderen gespeeld werd.  boumluiperke (Tegelen) 2. Kinderspel: boompje wisselen. || [Kinderspel: boompje wisselen, vgl. pag. 79] III-3-2
boomstronk boks: ⁄n bôks (Tegelen) boomstronk, de stomp-met-wortels van een afgehakte boom [N 27 (1965)] III-4-3
boomwagen mallejan: malǝja.n (Tegelen), marjan: mǝrjan (Tegelen) Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.] I-13