e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

Gevonden: 5743

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aarsspleet reet: Grof.  reet (Tegelen) aarsspleet tussen de billen [N 10c (1961)] III-1-1
aartsbisschop aartsbisschop: aartsbiesjop (Tegelen) Een aartsbisschop [ärtsbiskop]. [N 96D (1989)] III-3-3
aas in het kaartspel aas: aos (Tegelen) En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - I. Aas. [DC 52 (1977)] III-3-2
absis koor: koeer (Tegelen) De halfronde of meerhoekige uitbouw van het priesterkoor waarin het hoofdaltaar staat [absis]. [N 96A (1989)] III-3-3
absolutie absolutie (<fr.): absolutie (Tegelen) Absolutie [abseloetsioeën]. [N 96D (1989)] III-3-3
abt overste: euverste (Tegelen) Een overste in een klooster, abt [euverste, opperste]. [N 96D (1989)] III-3-3
achtereen, na elkaar achtereen: achterein (Tegelen) achtereen, na elkaar III-4-4
achtergebleven hooi harken bijeenherken: bei̯ęi̯nhęrkǝ (Tegelen), herken: hęrkǝ (Tegelen), reken: rɛ̄kǝ (Tegelen) Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.] I-3
achterhaam achterboks: axtǝrboks (Tegelen) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterhand van het paard achterstel: axtǝrštē̜l (Tegelen), achterwerk: axtǝrwɛrǝk (Tegelen) Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9] I-9