| 33988 |
borstnet |
borstgaren:
bǫrst˲gārǝ (L270p Tegelen),
borstnet:
bǫrsnęt (L270p Tegelen)
|
Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b]
I-10
|
| 33969 |
borstriem |
borstriem:
bǫrsrēm (L270p Tegelen),
trekzeel:
trek˲zei̯l (L270p Tegelen)
|
Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52]
I-10
|
| 18400 |
borstrok |
borstrok:
borsrok (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
wordt nog gedragen door vrouwen van boven de 55 jaar
borsrok (L270p Tegelen),
hemdsrok:
hempsrok (L270p Tegelen)
|
borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)] || Borstrok. Is in uw dialect een algemeen woord bekend voor borstrok? Bedoeld wordt het warme kledingstuk dat over het hemd wordt gedragen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
| 18603 |
borstrok (voor mannen) |
borstrok:
borsrok (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
hemdsrok:
hempsrok (L270p Tegelen)
|
borstrok voor mannen [N 25 (1964)] || Mannenborstrok. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
| 18602 |
borstrok (voor vrouwen) |
borstrok:
borsrok (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
hemdsrok:
hempsrok (L270p Tegelen)
|
borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)] || Vrouwenborstrok. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
| 18248 |
borstspeld |
borstspeld:
bors-sjpeld (L270p Tegelen)
|
speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 18323 |
borststuk van een schort |
hart:
hert (L270p Tegelen),
hartje:
hertje (L270p Tegelen),
hertjes (L270p Tegelen)
|
borststuk, bovenste deel, ~ van een schort [boezem] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 33968 |
borsttuig |
borstgescheer:
bǫrs˲gǝšiǝr (L270p Tegelen),
borstgetuig:
bǫrst˲gǝtȳx (L270p Tegelen),
wagengescheer:
wāgǝgǝšiǝr (L270p Tegelen),
wagentuig:
wāgǝtȳx (L270p Tegelen)
|
Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51]
I-10
|
| 29975 |
borstwering |
borstwering:
bǫrswē̜reŋ (L270p Tegelen),
leuning:
lø̜̄neŋ (L270p Tegelen)
|
Het 70 tot 100 cm hoge, gemetselde bovenstuk tussen zoldervloer en dak. Zie ook afb. 49a. [N 31, 34e; N 54, 155] || Leuning in de vorm van een plank die op ongeveer 1 meter hoogte boven de steigervloer aan de binnenkant van de staanders wordt bevestigd. Zie ook afb. 18. [N 32, 3f; monogr.]
II-9
|
| 18528 |
borstzak(je) |
borsttas:
borstes (L270p Tegelen),
boventasje:
baove-tèske (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen)
|
pochetzakje, borstzak [N 23 (1964)]
III-1-3
|