e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

Gevonden: 5743
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borstnet borstgaren: bǫrst˲gārǝ (Tegelen), borstnet: bǫrsnęt (Tegelen) Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b] I-10
borstriem borstriem: bǫrsrēm (Tegelen), trekzeel: trek˲zei̯l (Tegelen) Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52] I-10
borstrok borstrok: borsrok (Tegelen, ... ), wordt nog gedragen door vrouwen van boven de 55 jaar  borsrok (Tegelen), hemdsrok: hempsrok (Tegelen) borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)] || Borstrok. Is in uw dialect een algemeen woord bekend voor borstrok? Bedoeld wordt het warme kledingstuk dat over het hemd wordt gedragen? [DC 62 (1987)] III-1-3
borstrok (voor mannen) borstrok: borsrok (Tegelen, ... ), hemdsrok: hempsrok (Tegelen) borstrok voor mannen [N 25 (1964)] || Mannenborstrok. [DC 62 (1987)] III-1-3
borstrok (voor vrouwen) borstrok: borsrok (Tegelen, ... ), hemdsrok: hempsrok (Tegelen) borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)] || Vrouwenborstrok. [DC 62 (1987)] III-1-3
borstspeld borstspeld: bors-sjpeld (Tegelen) speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)] III-1-3
borststuk van een schort hart: hert (Tegelen), hartje: hertje (Tegelen), hertjes (Tegelen) borststuk, bovenste deel, ~ van een schort [boezem] [N 24 (1964)] III-1-3
borsttuig borstgescheer: bǫrs˲gǝšiǝr (Tegelen), borstgetuig: bǫrst˲gǝtȳx (Tegelen), wagengescheer: wāgǝgǝšiǝr (Tegelen), wagentuig: wāgǝtȳx (Tegelen) Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51] I-10
borstwering borstwering: bǫrswē̜reŋ (Tegelen), leuning: lø̜̄neŋ (Tegelen) Het 70 tot 100 cm hoge, gemetselde bovenstuk tussen zoldervloer en dak. Zie ook afb. 49a. [N 31, 34e; N 54, 155] || Leuning in de vorm van een plank die op ongeveer 1 meter hoogte boven de steigervloer aan de binnenkant van de staanders wordt bevestigd. Zie ook afb. 18. [N 32, 3f; monogr.] II-9
borstzak(je) borsttas: borstes (Tegelen), boventasje: baove-tèske (Tegelen, ... ) pochetzakje, borstzak [N 23 (1964)] III-1-3