32237 |
bovenboom |
dekboom:
dęk˱bǫwm (L270p Tegelen)
|
De balk of lat die de zijwand in de lengte van de karbak aan de bovenkant afsluit. Zie ook afb. 198.3 en het lemma ɛzijwandɛ in wld I.13, pag. 24 e.v.' [N G, 60c]
II-12
|
17639 |
bovendeel van de rug |
pokkel:
beej pap op de poekel zitte (L270p Tegelen),
op de poekel zette (L270p Tegelen),
poekel (L270p Tegelen),
rug:
bij vader op de rögk zitte (L270p Tegelen),
ruk (L270p Tegelen)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] || rug: op de rug zitten [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33449 |
bovendeur |
bovendeur:
bǭvǝdø̄r (L270p Tegelen),
bovenvleugel:
bǭvǝvlø̄gǝl (L270p Tegelen)
|
Het bovenste deel van een gehalveerde poortvleugel, dienend om in geopende stand licht en lucht in de stal te laten. Het bovenste deel van een gehalveerde poortvleugel is meestal kleiner dan het onderste en wordt niet zo vaak gebruikt, d.w.z. alleen als men met bijv. een paard door de poort wil. Sommige benamingen wijzen dan ook op het voorkomen ervan bij paardestallen. Zie ook afbeelding 18.d bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37b en 42c]
I-6
|
29607 |
bovengrond |
erf:
dǝn ę ̞rǝf (L270p Tegelen)
|
De laag aarde die onbruikbaar is voor het vormen van stenen en dus terzijde wordt gelegd. Doorgaans spreidt men deze grond later weer uit over het afgegraven terrein, zodat dit opnieuw in cultuur kan worden genomen. [N 98, 18; monogr.]
II-8
|
25497 |
bovenkant van een peperkoek |
bovenkant:
bǭvǝkaŋk (L270p Tegelen)
|
[N 29, 94a]
II-1
|
25491 |
bovenkant van het brood |
korst:
kors (L270p Tegelen)
|
[N 29, 54a; monogr.]
II-1
|
29058 |
bovenkraag |
bovenkraag:
bǭvǝkrāx (L270p Tegelen)
|
Het buitenste of bovenste gedeelte van de kraag dat in het zicht komt. [N 59, 121a]
II-7
|
30325 |
bovenlicht |
bovenlicht:
bǭvǝlēx (L270p Tegelen)
|
Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.]
II-9
|
29572 |
bovenrand |
rand:
rand (L270p Tegelen)
|
De platte of ronde bovenrand van een ceramisch produkt. Zie ook afb. 15. [N 49, 96b]
II-8
|
33942 |
bovenstangen |
stangen:
štaŋǝ (L270p Tegelen)
|
De beide naar boven stekende ijzeren delen van het onder lemma Onderstangen genoemde bit. [N 13, 49]
I-10
|