25910 |
het sap verhitten |
sap koken:
sāp kǫakǝ (Q112z Tenessen)
|
Het koken van het sap. In L 379 deed men varkensreuzel in het kokende sap tegen het overkoken. [N 57, 24a]
II-2
|
25876 |
kluiten |
kluiten:
klȳtǝ (Q112z Tenessen)
|
Ballen, variërend in grootte van vuistdik tot circa 15 cm hoogte in doorsnede, gemaakt van kolengruis, fijne kooldeeltjes en natte leem. Na gedroogd te zijn leveren deze "kluiten" de ideale brandstof voor het stroopstoken, omdat zij een regelmatig gloeivuur geven. Uit de opgaven blijkt dat de stroopstokers verder als brandstof voornamelijk kolen stookten. Enkelen van hen gebruikten hout of "Schlamm", gedroogd kolenslik. De stroopstoker uit Q 78, die blijkbaar een modernere installatie bezit, stookt met "mazout", d.w.z. stookolie. [N 57A, 2b; monogr.]
II-2
|
25919 |
koelkuip |
stangetje:
štęŋskǝ (Q112z Tenessen)
|
De kuip waarin de warme stroop afgekoeld wordt. In Q 249 had men een speciale, koperen koelbak, terwijl de respondent uit L 387 daarvoor een wasketel gebruikte. Volgens de invuller uit L 295 deed men vroeger de stroop meteen in de potten en ging men pas later gebruik maken van een koelbak. [N 57, 32a]
II-2
|
25905 |
koperen zeef |
zeef:
zif (Q112z Tenessen)
|
Koperen zeef waar men het sap door zeeft. [N 57, 20a]
II-2
|
25865 |
loonstoker |
loonstoker:
lǫanštǫakǝr (Q112z Tenessen)
|
De stroopstoker die tegen betaling stroop stookt van fruit dat door de boer zelf wordt gebracht. [N 57, 3a]
II-2
|
25914 |
monsteren |
kijken naar de dikte:
kikǝ nǭ dǝ diktǝ (Q112z Tenessen)
|
De stroop van de spaan laten lopen om de dikte ervan te bepalen. Op deze wijze kan de stroopstoker beoordelen of het kookproces kan worden beëindigd. In Q 249 was de stroop na vier uur koken gereed. [N 57, 31]
II-2
|
25909 |
nat |
afval:
āfval (Q112z Tenessen)
|
Het bezinksel dat na het zeven in de zeef overblijft. [N 57, 23b]
II-2
|
25921 |
opstijven |
afkoelen:
āfkø̄lǝ (Q112z Tenessen)
|
De stroop door afkoelen stijf laten worden. [N 57, 33]
II-2
|
25923 |
perenstroop |
perensiroop:
pę̄rǝšrǫap (Q112z Tenessen)
|
Stroop, gemaakt van peren. [N 57, 34b; N 57A, 6; monogr.]
II-2
|
25892 |
pers |
pers:
pę̄rs (Q112z Tenessen)
|
De pers met schroefdraad die door middel van een hefboom wordt aangedreven. Zie afb. 18. Uit de opmerkingen van de invullers uit Q 247a en Q 249 blijkt dat het hier een ouder model betrof dat nog van hout was vervaardigd. Persen uit later tijd waren van metaal en voorzien van tandraderen voor de aandrijving. [N 57, 12a; monogr.]
II-2
|