e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197a plaats=Terlinden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
optissen zoemen: zumǝ (Terlinden) Het maken van geluid door de bijen als men de korf of kast opent. [N 63, 72] II-6
optoppen, oplangen verlengen: vǝrlɛŋǝ (Terlinden) De steiger verhogen door de staanders met behulp van palen, de zgn. 'optoppers', te verlengen. De optoppers worden door middel van touwen aan de staanders gebonden en ze rusten op een op de staander gespijkerde, houten klos. [N 32, 5a; monogr.] II-9
optopper den: dęn (Terlinden) Houten paal waarmee de staander wordt verlengd. De optoppers worden met touwen aan de staanders vastgebonden en rusten op houten klossen die op de staanders zijn bevestigd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5b] II-9
optuigen (het) getuig opleggen: gǝtȳx˱ ǫplękǝ (Terlinden) Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.] I-10
opzetteugel bakriem: (mv)  bakrēmǝ (Terlinden) Leren riem die van het bit door de ringen boven op het haam naar het schoftzadel loopt en belet dat het paard bij het trekken gras vreet. [N 13, 33] I-10
ordenen, rangschikken inrichten: inrichte (Terlinden) op een regelmatige of doelbewuste wijze plaatsen [schikken, rangschikken, schavelen] [N 91 (1982)] III-4-4
organist organist: örganist (Terlinden) De organist, orgelist. [N 96B (1989)] III-3-3
orgel spelen op de orgel spelen: op n örgel spēle (Terlinden) (op het) orgel spelen, het orgel bespelen. [N 96B (1989)] III-3-3
os os: øs (Terlinden) Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11
oud, versleten paard storkel: štørkǝl (Terlinden) Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.] I-9