| 33793 |
teelballen, testes |
bollen:
bø̜l (Q197a Terlinden)
|
[JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38]
I-9
|
| 33791 |
teellid |
schacht:
šax (Q197a Terlinden)
|
Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b]
I-9
|
| 33835 |
teentreder |
teentreder:
tiǝntrę̄i̯ǝr (Q197a Terlinden)
|
Paard met naar binnen gedraaide hoeven, waarvan het het voorste deel eerst op de grond zet, omdat een achterpees lam is; daardoor heeft het geen vlotte gang. [N 8, 84b]
I-9
|
| 29957 |
tegelsnijder |
tegelmachine:
tēgǝlmašiŋ (Q197a Terlinden)
|
Werktuig waarmee tegels gesneden kunnen worden. Er zijn verschillende modellen en uitvoeringen. De 'tegelsnijbeugel' bestaat uit een u-vormig gebogen metalen staaf waarbij aan één uiteinde een rubberen aandrukwiel en aan het andere een hardstalen wieltje is aangebracht. Met behulp van het snijwieltje wordt de glazuurlaag van de tegel ingekerfd. Bij de 'tegelsnijmachine' wordt het snijwieltje met behulp van een hefboom tegen de glazuurlaag van de tegel gedrukt. [N 32, 42a]
II-9
|
| 29958 |
tegeltang |
kniptang:
kneptaŋ (Q197a Terlinden)
|
Tang waarmee kleine stukjes van een tegel geknipt kunnen worden. De tegeltang lijkt op een nijptang maar heeft smallere bekken en langere benen. [N 32, 42b]
II-9
|
| 29927 |
tegelzetter |
tegelzetter:
tēgǝlzętǝr (Q197a Terlinden)
|
Arbeider die in een bouwwerk de vloer- en muurtegels plaatst. [N 32, 41d; N 30, 3e]
II-9
|
| 18840 |
teleurgesteld (worden) |
bedrogen:
bedroage (Q197a Terlinden)
|
in zijn verwachtingen bedrogen uitkomend, teleurgesteld [sneu, snul, bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18984 |
teleurstellen |
tegenvallen:
tègegevalle (Q197a Terlinden)
|
niet krijgen of ontvangen wat men had verwacht, in zijn verwachtingen bedrogen worden [teleur vallen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 24004 |
ten doop houden |
het kind dragen:
het keent drage (Q197a Terlinden)
|
Het ten doop houden, het vasthouden van het kind tijdens de doop. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 19253 |
ten einde brengen |
afmaken:
aafmake (Q197a Terlinden)
|
een werk ten einde brengen, afmaken [bolwerken, opzeilen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|