| 34477 |
vrouwelijk kuiken |
pul:
pø̜l (Q197a Terlinden)
|
[N 19, 41a; monogr.]
I-12
|
| 34064 |
vrouwelijk rund dat voor de eerste keer drachtig is |
vol rind:
vǭl rēnt (Q197a Terlinden)
|
[N C, 9e en 10a; JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 14a, 20 en 22]
I-11
|
| 20124 |
vrouwelijke kat |
moer:
moor (Q197a Terlinden)
|
Hoe noemt u een vrouwelijke kat (moederkat, kattin, poes) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
| 34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hen (Q197a Terlinden),
hoen:
hōn (Q197a Terlinden)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
| 24515 |
vrucht zetten |
aanzetten:
aanzette (Q197a Terlinden)
|
Vruchten vormen, vrucht zetten (spenen, laden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 33681 |
vruchtbare grond |
goede grond:
gōi̯ǝ grōnt (Q197a Terlinden)
|
Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt beïnvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30]
I-8
|
| 24966 |
vuil waterx |
nut water:
nūt (Q197a Terlinden)
|
vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 20126 |
waaks |
waaks:
waaks (Q197a Terlinden)
|
Hoe noemt u goed, ijverig waken, gezegd van een hond (gewarig, waaks, waakzaam) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
| 18860 |
waarderen |
estimeren:
extemere (Q197a Terlinden)
|
op de juiste of op hoge waarde schatten, op prijs stellen [waarderen, tellen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 21457 |
waarschuwen |
waarschuwen:
waarsjuwe (Q197a Terlinden)
|
het attent maken op gevaar of nadeel dat men door een bepaalde oorzaak zou kunnen ondervinden [vermaan, waarschuwing] [N 85 (1981)]
III-3-1
|