28588 |
dathepijp |
dathepijp:
dalfǝpī.p (Q197a Terlinden)
|
Pijp waarmee men rook verwekt niet door te trekken maar door te blazen. Er zijn uitvoeringen in hout, ijzer of messing, met en zonder kogelventiel (De Roever, pag. 118). [N 63, 76b]
II-6
|
23992 |
de absolutie geven |
absolutie (<fr.) geven:
de absolutie gaeve (Q197a Terlinden),
absolveren (<lat.):
absolvere (Q197a Terlinden)
|
De absolutie geven [absolvere]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18898 |
de baas spelen |
de baas zijn:
der baas zieje (Q197a Terlinden, ...
Q197a Terlinden,
Q197a Terlinden)
|
de baas spelen, het voor het zeggen willen hebben [oversukkelen] [N 85 (1981)] || de verantwoording hebben over een zaak of instelling [beheren, regeren] [N 85 (1981)] || een sterke neiging tot heersen of overheersen hebbend [heerzaam, heerzuchtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23888 |
de catechismusles bijwonen |
christenleer hebben:
kristelier höbbe (Q197a Terlinden)
|
De katechismusles bijwonen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23892 |
de catechismusles verzuimen |
de christenleer verzuimen:
kristelier verzoeme (Q197a Terlinden)
|
De katechismusles verzuimen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24052 |
de communie brengen aan een zieke |
ons heer brengen:
aos hieér bringe (Q197a Terlinden)
|
De communie brengen aan een zieke thuis, bijv. op de eerste vrijdag van de maand [inne ózzen Herrejot bringe, inne verzieë]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20445 |
de dode naar de kerk brengen |
dragen:
draage (Q197a Terlinden)
|
het lijk naar de kerk brengen [bijv. door buurtbewoners] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20395 |
de echtelijke staat |
getrouwd zijn, het -:
getrowd ziej (Q197a Terlinden)
|
de echtelijke staat, het gehuwde leven [ieësjtand] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
32763 |
de eg |
eegd/eeg:
ē̜x (Q197a Terlinden
[(pl ę̄gǝ)]
)
|
Het vanouds bekende, uit een raam met pinnen bestaand werktuig, waarmee akkerland oppervlakkig bewerkt wordt. Dit lemma betreft de eg in het algemeen; benamingen voor de eg naar de vorm, naar het materiaal waarvan ze gemaakt kan zijn, en naar het te verrichten werk vindt men in de volgende lemmata. Hieronder worden de typen eegde, eegd/eeg en eg onderscheiden. Onder eegd/eeg zijn dialectvarianten met en zonder dentaal bijeengezet, omdat het i.v.m. met mogelijke apocope van de dentaal niet steeds duidelijk is of ze het ene dan wel het andere type vertegenwoordigen. In verband hiermee zijn achter de plaatsnummers (soms achter de enkelvoudsvarianten) ook de opgegeven meervoudsvormen vermeld. Onder verwijzing naar het hier gemaakte onderscheid (eegde, eeg(d), eg) wordt in de volgende lemmata het betrokken woord(deel) in de typen door [eg [JG 1a+ 1b; N 11, 67; N 11A, 154a; N 15, 4; N J, 10; N P, 18a; L 33, 52; A 13, 16a; A 40, 9; Gwn 7, 3; div.; monogr.]
I-2
|
19450 |
de heg knippen |
(de) haag scheren:
de haag sjèère (Q197a Terlinden),
(de) heg scheren:
hèk sjèère (Q197a Terlinden)
|
De heg knippen (knippen, scheren, vegen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|