34484 |
baarmoeder van de kip |
eierstok:
ē̜i̯ǝrstok (Q197a Terlinden)
|
Het geheel der geslachtsorganen van een kip. [N 19, 57]
I-12
|
34257 |
bak om boter in te kneden |
pateel:
pǝtīǝl (Q197a Terlinden)
|
Kneedbak die schuin werd geplaatst om de melk uit de geknede boter te laten vloeien. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 59 en 61; JG 1a, 1b; A 7, 22; Ge 22, 15, 72 en 73; L 27, 67 en 68; monogr.; N 5A (I]
I-11
|
29808 |
baksteen |
brik:
brek (Q197a Terlinden)
|
Uit klei of leem gebakken steen die voor metselwerk, en in hardgebakken vorm, ook voor bestrating wordt gebruikt. Het woordtype rijnvorm (P 47) duidt een bepaald formaat (180x 85x50 mm) van steen aan dat als basis dient om het stukloon te berekenen (Schuddinck, pag. 164). De benaming klinker wordt volgens Coopman (pag. 34) gebruikt voor de beste soort baksteen. Over de waalsteen merkt hij op (pag. 87) dat deze aan de oevers van Waal, Boven-Rijn, Lek en Maas wordt gebakken. [Wi 10; S 37; L 32, 95; N 98, 160; N 30, 52a; monogr.]
II-8
|
18950 |
baldadig (persoon) |
uitgelaten:
oetgelaote (Q197a Terlinden),
wild:
weeld (Q197a Terlinden)
|
wild en uitgelaten [schavurig, baldadig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23866 |
baldakijn |
hemel:
hiemel (Q197a Terlinden)
|
De rechthoekige troonhemel waaronder het H. Sacrament wordt rondgedragen in de processie [Hemel, balkon, draaghemel, himmel]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
19351 |
balorig |
eigenzinnige, een -:
ègezinnige (Q197a Terlinden)
|
niet naar raad willen luisteren [balorig, balsturig, netelig, kriemelig, balkjorig, koppig, kwaad] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19114 |
bang |
bang hebben:
bang höbbe (Q197a Terlinden)
|
het gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een [wezenlijk of vermeend] dreigend onheil of gevaar [angst, schijt, schrik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18848 |
bangerik |
bangerik:
bangerik (Q197a Terlinden)
|
iemand die altijd bang is [bloodaard, coion, bangerik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20181 |
barensweeën |
het is zo wijd:
t is zoe wièt (Q197a Terlinden)
|
Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
21781 |
bascule |
bascule:
baskul (Q197a Terlinden),
waag:
Van Dale: I. waag, 1. toestel om te wegen.
waog (Q197a Terlinden)
|
Weeginstrument met vaste vloer (bascule). [N 18 (1962)]
III-3-1
|