34337 |
knorren |
knorren:
knǫrǝ (Q197a Terlinden)
|
Het natuurlijke geluid van een varken. [N 19, 23; Wi 56; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
19350 |
knorrepot |
grauwelaar:
groweler (Q197a Terlinden),
knoteraar:
knoaterèèr (Q197a Terlinden)
|
iemand die voortdurend ontstemd is en dat laat blijken [grijspot, gruis, grijsmanne-tje, knorrepot] [N 85 (1981)] || knorrig of boos zonder dat daar een geldige reden voor is [kummelijk, grimmig, gemelijk, gaperig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17880 |
knuppel, knots |
prengel:
prengel (Q197a Terlinden)
|
Knots: zware stok om mee te slaan, van onderen dikker dan van boven (kuis, knots, knoest, klepel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22381 |
knutselen |
frikkelen:
frikkele (Q197a Terlinden),
knutselen:
knutsjele (Q197a Terlinden)
|
Allerlei kleine voorwerpen uit liefhebberij en met geringe hulpmiddelen maken [knutselen, kutselen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34058 |
koe |
koe:
kō (Q197a Terlinden)
|
Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s]
I-11
|
34066 |
koe die eenmaal heeft gekalfd |
eerste koe:
ø̄rstǝ [koe] (Q197a Terlinden)
|
Zie afbeelding 6. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N C, 14a; monogr.]
I-11
|
34068 |
koe die tweemaal heeft gekalfd |
tweede:
twīdǝ (Q197a Terlinden),
tweede koe:
twedǝ [koe] (Q197a Terlinden),
twīdǝ [koe] (Q197a Terlinden)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) resp. (kalf) de lemmata ''koe'' (3.3.1) en ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 26a; N C, 14b]
I-11
|
34284 |
koekenbreker |
koekbreker:
kōkbrē̜kǝr (Q197a Terlinden),
koekmolen:
kōkmø̄lǝ (Q197a Terlinden)
|
Werktuig waarmee men lijnkoeken en dergelijke tot brokjes maalt. [N 18, 135; N J, 7]
I-11
|
19407 |
koekenpan |
pan:
pan (Q197a Terlinden)
|
Platte pan met een steel voor het bakken van pannekoeken, eieren, etc. (koekepan, pan) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
25224 |
koele wind |
koele wind:
keule weend (Q197a Terlinden)
|
koele wind [koeltje] [N 81 (1980)]
III-4-4
|