e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Terlinden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laagliggende akker in de berg: en dǝr bɛrx (Terlinden), onder de berg: ōndǝr dǝr bɛrx (Terlinden) Een aantal woordtypen duiden niet zozeer op een afgebakend perceel, een akker, maar meer algemeen op laagliggende grond. [N 11, 2b] I-8
laagte in een akker del: del (Terlinden) Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.] I-8
laatste evangelie t letste evangjillióm?].: t letste evangelie (Terlinden) Het laatste evangelie, het beginmstuk van het evangelie volgens Johannes, dat gelezen werd na de zegen [t lèste evangillie [N 96B (1989)] III-3-3
laatste oordeel laatste oordeel: t letste aordéél (Terlinden) Het laatste oordeel. [N 96D (1989)] III-3-3
lagenmaat lagenmaat: lǭgǝmǭt (Terlinden) De dikte van één baksteen plus één lintvoeg. Zie ook afb. 28 en 41. [N 31, 8a; N 31, 7c; monogr.] II-9
lagenverdeellat maatlat: mǭtlat (Terlinden) Maatlat die is onderverdeeld in eenheden die ieder de dikte van één baksteen plus één voeg groot zijn. De lagenverdeellat heeft doorgaans een lengte van 1,10 m en wordt door de metselaar tegen de profielen gehouden om de laagverdeling daarop te kunnen aftekenen. Deze werkzaamheden werden in Q 3 'voegen aftekenen' ('vugǝ ǭftēkǝnǝ') en in L 414 'aftekenen' ('āftīkǝnǝ') genoemd. Zie ook afb. 28. [N 31, 8a; N 31, 8b; N 31, 7c; monogr.; div.] II-9
lakken lakken: lakǝ (Terlinden) Met lak of vernis bestrijken, waardoor een glanzende oppervlakte wordt verkregen. [N 67, 66c; monogr.] II-9
lammeren lammen: lamǝ (Terlinden) Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
landauer landauer: landauer (Terlinden) Vierwielig rijtuig voor vier personen met afzonderlijk neerklapbare voor- en achterkap. Tegenwoordig wordt het nog wel eens als bruidswagen gebruikt. De koetsier heeft een aparte bok. [N 101, 13; N G, 51; L 27, 33; monogr.] I-13
landerijen gewande: gǝwandǝ (Terlinden) Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.] I-8