17609 |
neus (spotnamen) |
tulder:
dieke tèùlder (Q197a Terlinden)
|
neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
33930 |
neusriem |
naasriem:
nǭsrēm (Q197a Terlinden)
|
Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23]
I-10
|
34370 |
neusring |
naasring:
nāsreŋk (Q197a Terlinden)
|
Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.]
I-12
|
18801 |
niet helder van geest |
simpel:
seempel (Q197a Terlinden)
|
niet helder van geest, zwak van geest [dutselachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18220 |
niet passen |
niet passen:
neet passe (Q197a Terlinden)
|
niet passen, gezegd van kledingstukken [pronsen, bolderen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20167 |
niet zindelijk |
nog niet droog:
nog neet drùùg (Q197a Terlinden)
|
onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
18921 |
nietsnut |
leegloper:
lèèglöper (Q197a Terlinden),
niksnut:
niksnöt (Q197a Terlinden)
|
een persoon die tot niets deugt [leep, nietsnut, nietsnutter, nietsnutterik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25172 |
nieuwe maan |
nieuw licht:
nuj leeg (Q197a Terlinden)
|
schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22319 |
nieuwjaar |
nieuwjaarsdag:
nujaorsdaag (Q197a Terlinden)
|
1 januari, de eerste dag van het nieuwe jaar [ni-jjaor]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
22616 |
nieuwjaar wensen |
nieuwjaar wensen:
nujaor waensje (Q197a Terlinden)
|
Nieuwjaar wensen, Nieuwjaar winnen, afwinnen. [N 96C (1989)]
III-3-2
|