30475 |
pannen voegen |
toesmeren:
tušmē̜rǝ (Q197a Terlinden)
|
De naden tussen de pannen door middel van de pannenstrijker met mortel aansmeren. Zie ook het lemma 'Pannenstrijker'. [N 32, 48a]
II-9
|
30473 |
pannentang |
knijptang:
knīptaŋ (Q197a Terlinden)
|
Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.]
II-9
|
30762 |
papborstel |
plekborstel:
plɛk˱bø̜rstǝl (Q197a Terlinden)
|
De borstel waarmee men het plaksel op het behang en de muren smeert. Vaak wordt als papborstel een blokwitter of een handveger gebruikt. [N 67, 94b]
II-9
|
23900 |
paradijs |
paradijs:
t paradies (Q197a Terlinden)
|
Het Paradijs [et paredies]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18406 |
parfum |
parfum:
pafùm (Q197a Terlinden)
|
reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
23283 |
parochie |
parochie:
parochie (Q197a Terlinden)
|
Een parochie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34479 |
pas uit het ei gekomen kipje |
kuikje:
kykskǝ (Q197a Terlinden)
|
[N 19, 40b]
I-12
|
23231 |
pasen |
pasen:
paosje (Q197a Terlinden)
|
Pasen [Paoësje, Oeëster]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18183 |
passen |
goed passen:
good passe (Q197a Terlinden)
|
nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
23784 |
passiezondag |
passiezondag:
passiezoondēg (Q197a Terlinden)
|
De vijfde zondag van de vasten, de voorlaatste zondag vóór Pasen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|