18930 |
prutswerk |
slecht werk:
slech werk (Q197a Terlinden, ...
Q197a Terlinden)
|
slordig, slecht werk [geprös, kloterij, gekwansel, troddel] [N 85 (1981)] || werk dat ondeugdelijk of ondegelijk is [getotter, prutswerk, kleuterwerk, kutselwerk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20311 |
puber |
jong meidje:
e joonk métse (Q197a Terlinden),
jonge jong:
enge jonge jong (Q197a Terlinden)
|
iemand van jeugdige leeftijd (jongere) [N 102 (1998)]
III-2-2
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
punt:
pønt (Q197a Terlinden)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
25014 |
punt, stip |
puntje:
puntsje (Q197a Terlinden)
|
een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17594 |
pupil |
pupil:
pupil (Q197a Terlinden)
|
Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
25038 |
purper, paarsrood |
mauve:
māōf (Q197a Terlinden)
|
de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33635 |
putemmer |
puttob:
pøͅtoͅp (Q197a Terlinden)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
23766 |
quatertemperdag |
quatertemperdag:
quatertemperdaag (Q197a Terlinden)
|
De R.K. vastendag op de eerste woensdag, vrijdag en zaterdag van elk jaargetijde, quatertemperdag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21361 |
raaskallen |
bazelen:
bazele (Q197a Terlinden)
|
onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
28447 |
raat |
raat:
rǭt (Q197a Terlinden)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|