17832 |
rusten |
pozen:
pòèze (Q197a Terlinden)
|
Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
28553 |
rustperiode in de winter |
rustperiode:
rø̜speriōdǝ (Q197a Terlinden)
|
Periode van inactiviteit der bijen tijdens de winter. Met uitzondering van de darren overwintert het gehele bijenvolk. Een slaap is het niet te noemen. Er wordt namelijk wel voedsel opgenomen en verteerd, zij het in uiterst kleine hoeveelheden. Er zit ook enige beweging in de tros bijen. Hoe kouder het wordt, hoe dichter de bijen opeendringen. In het midden zit de koningin, omringd door een aantal jonge bijen. [N 63, 54a; N 63, 54b]
II-6
|
29731 |
ruwe stenen |
gedroogde brikken:
gǝdrȳx˱dǝ brekǝ (Q197a Terlinden)
|
In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.]
II-8
|
21292 |
ruzie |
ruzie:
ruzie (Q197a Terlinden)
|
een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21291 |
ruzie maken |
ruzie maken:
ruzie make (Q197a Terlinden)
|
ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
23812 |
sacramentsdag |
sacramentsdag:
sacramēntsdaag (Q197a Terlinden)
|
Donderdag na de eerste zondag na Pinksteren, Sacramentsdag [papkêrremes, Vroonlaichnaam]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23288 |
sacramentsprocessie |
bronk:
broonk (Q197a Terlinden)
|
De processie die op Sacramentsdag wordt gehouden: Sacramentsprocessie, grote processie. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
28592 |
salpeter |
salpeter:
salpeter (Q197a Terlinden)
|
Chemische stof waarmee bijen bedwelmd worden. [N 63, 77d, N 63, 77c; N 63, 77b; JG 1b]
II-6
|
21571 |
salueren |
salueren (<fr.):
salueren (Q197a Terlinden)
|
groeten van soldaten (salueren) [N 102 (1998)]
III-3-1
|
23642 |
sanctus |
sanctus (lat.):
sanctus (Q197a Terlinden)
|
Het (vaste) misgezang dat op de prefatie volgt, het sanctus. [N 96B (1989)]
III-3-3
|