24432 |
schaatsenrijder |
watervlo:
watervloë (Q197a Terlinden)
|
schaatsertje: Hoe noemt u het insect dat met schokkende bewegingen over het water lijkt te schaatsen? Het lijf van het insect staat op lange poten op het water. [N100 (1997)]
III-4-2
|
18243 |
schabbernak |
buitenmodel:
boete models (Q197a Terlinden)
|
wonderlijk kledingstuk [schabbernak] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
21092 |
schaften |
rusten:
get röste (Q197a Terlinden)
|
het werk onderbreken om te rusten [schaften, schaffen, poren] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19129 |
schande |
schande:
sjan (Q197a Terlinden)
|
Schaamte [schamte, schèmt. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34494 |
scharrelen |
dabben:
dabǝ (Q197a Terlinden)
|
De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.]
I-12
|
25016 |
scheef, niet recht |
scheef:
sjēēf (Q197a Terlinden)
|
van de rechte richting afwijkend, niet recht of niet rechthoekig [scheef, noers, noes, slim, scheel, schieps, schuins, schiks, schoeks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17730 |
scheel |
scheel (bn.):
sjēēl (Q197a Terlinden, ...
Q197a Terlinden)
|
Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op eenzelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, blieken, een bloem op het oog hebben). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
23557 |
scheepje voor de wierook |
scheepje:
sjipke (Q197a Terlinden)
|
Het scheepje waarin de wierookkorrels worden bewaard [scheepke, schipke, schuitje, sjuutje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18402 |
scheermes |
schaars:
sjaars (Q197a Terlinden)
|
een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
34587 |
schei |
scheien:
šēi̯ǝ (Q197a Terlinden)
|
Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr]
I-13
|